Advaita is geweldig, maar voor wie eigenlijk?

Advaita Vedanta is een van origine een Indiaas product, dat ooit als aarzelend exportartikel Nederland bereikte, gedragen door één Mensch, die luisterde naar de naam Wolter Keers.
Die stond voor een megaopdracht, omdat de Advaita filosofie zo’n beetje alles wegvaagt waar we op het westelijk halfrond in traditie en educatie in geworteld zijn. Dat ga ik niet uitleggen, lees de kranten en kijk de TV om het ongebreidelde geloof te zien in het ‘ik’, dat voortdurend zijn bestaansrecht moet bewijzen, ongeacht de prijs die de aarde en de medemens daarvoor betaalt.
Een handjevol zoekers haakten evenwel aan op zoek naar Inzicht dat tijdloos is, als ultiem thuiskomen. Maar nadat het verblindende Inzicht als een golf genade over de authentieke zoeker was neergedaald, begon een proces dat met name voor de westerling niet eenvoudig is. Het hele goddelijke Huis, dat deels gevuld was met alle hebbelijk en onhebbelijkheden van een imaginaire persoon of ‘ik’ moest uitgeruimd worden, inclusief oordelen, meningen, ego spelletjes en cognitieve instinkers. Overgave was de boodschap en dat zonder een persoon of ego die daar nog enig doenerschap in kan claimden.
Een boodschap die Wolter met de nodige omzichtigheid neerzette. Immers “als zij weten dat het pas na het Inzicht echt begint, luistert niemand meer” of woorden van gelijke strekking schijnt tegen intimi gezegd te hebben.
Een schijnend voorbeeld van die zorg werd destijds geleverd door een exponent van de tweede generatie Advaita boodschappers, die het bestond openlijk de vraag te stellen of Wolter wel ‘echt gerealiseerd was’. Een betere illustratie van de zorg van Wolter omtrent het leegruimen van het Huis is welhaast niet denkbaar.
Inmiddels zijn we zo’n 30 jaar verder en de Advaita leraren buitelen over elkaar heen. Maar blijft het in hun teksten en lezingen opmerkelijk stil daar waar het gaat over dat ‘leeghalen van het Huis’. Het is altijd de Stilte, het lekkere van het Zijn, de afwezigheid van het lijden dan wel het doorzien van het lijden, de harmonie van de zee te Zijn zonder de identificatie met de golven, en welke metaforen er ook gebruikt worden om het ‘Onzienbare’ te verwoorden. In de jachtigheid van het leven in het westen met een ‘ik-structuur’ die gericht is op snel scoren, instant behoeftebevrediging en het shoppen langs de groepsdynamische ‘kick highs’ van satsangs van al die ‘zelfgerealiseerde’ Advaita meesters en meesteressen zonder keurmerk, zijn dat ook wel wat lastige boodschappen.
Dat brengt mij weer terug bij Wolter, die in een onlangs gedigitaliseerde geluidsopname aangeeft dat het ‘Zijn’ geen ervaring is maar “permanente Aanwezigheid” betekent. Advaita vedanta biedt op geen enkel niveau een antwoord op de behoefte en noden van het ego. En dat is verdomd taai voor zoekers die diep geworteld zijn in het westerse cultuurgoed waarbij het ‘ik’ zo centraal in het cognitieve denken verankerd is.
En natuurlijk kun je dan wachten op een neo-Vedanta die proclameert :”Er bestaat helemaal geen ego”. Weliswaar is binnen de ‘permanente Aanwezigheid’ een afgescheiden ‘ikje’ ondenkbaar, maar dat is wel op basis van een leeggeruimd Huis.
Een slimmere truc van het ego-denken is welhaast niet denkbaar. Binnen de Advaita vedanta is het tijdelijke ego onbestaanbaar, maar in de hoofden van de authentieke zoekers doorgaans nog volop aanwezig en ‘ontkenning’ is een nu eenmaal een van de meest hardnekkige psychologische mechanismen.
Maar dit is geen bittere tekst, omdat het mijn ‘ervaring’ is dat het na het Inzicht weliswaar lijkt alsof er werk aan de egowinkel is, maar dat bij nader inzicht blijkt dat het Bewustzijn het huis kamer voor kamer leegruimt, en daarbij ook wel eens een kamer ongemoeid laat, omdat deze niet storend is.
En dat met de soms zeer pijnlijke, heftige en langdurende processen die daarmee gepaard gaan – omdat het ego zich vaak niet een-twee gewonnen geeft- uiteindelijk iedere identificatie met het ‘doenerschap’ wordt weggevaagd. En dat dat Genade is.
Advaita is geweldig, maar voor wie eigenlijk?
Wolter A. Keers, Jnana Yoga, Samsara Uitgeverij, Amsterdam, 2006