Dagboek van een buurtgek (3) : Over het gras van de buren

Dag, ik ben Peter en ik ben buurtgek. Af en toe schrijf ik een stukje, over wat ik zoal meemaak in mijn buurt. Evert, onze ‘sociaal werker’ zei tegen mij blij zijn met die verhalen, omdat er eindelijk eens een ‘gewone’ buurtbewoner iets van zich laat horen.
Nu weet ik niet precies wat ze met ‘gewoon’ bedoelen, maar ik vermoed dat het te maken heeft met het ontbreken van grote diploma’s aan de muur van de WC of het spreken van dure zinnen waar geen einde aan komt. Mijn vader zei altijd van dat soort mensen: ”Ze lullen goed, maar eten beter”
De buurtgekte heb ik van hem geërfd. Hij kende iedereen in de straat en als hij met mooi weer op een stoel voor het huis zat, was het binnen vijf minuten feest. Alsof de buren erop loerden, gingen deuren open, werden er stoelen aangesleept en werden de eerste biertjes met een aansteker onthoofd.
Maar het kon ook zijn dat hij werd geroepen als het ergens in de buurt fout dreigde te gaan met een echtelijke ruzie. Hij was er altijd eerder dan de wijkagent. Die had dan een makkie als hij pa tussen die opgefokte gasten zag. Hij zei dan altijd : ”Mooi, ik zie dat de hulpkrachten weer gemobiliseerd zijn”, en taaide dan gewoon weer af, omdat hij wist dat het wel weer goed kwam.
Huwelijkstorpedoboot
Van mijn vader heb ik geleerd dat buren het best buren kunnen blijven en geen vrienden moeten worden.
“Het groene gras van de buren is het onkruid van de vriendschap”, zei hij dikwijls. Maar dat groene gras kon ook staan voor een buurvrouw die de mannen in de straat het hoofd op hol bracht.
Een keer hebben we in onze straat zo’n huwelijkstorpedoboot meegemaakt. Dat werd zelfs mijn pa te machtig, die toen de wijkagent heeft gebeld met de woorden: “Veel succes, de hulpkrachten zijn vandaag op vakantie”. Met sommige oorlogen kun je je beter niet bemoeien omdat je voor je het weet in het ene dan wel in het andere kamp terecht komt.
“Wees goed met de buren, maar overloop ze niet”, heb ik dus geleerd van m’n ouwe. Daarbij moet je bedenken dat waar we woonden, in een smalle straat met kleine en gehorige woningen iedere scheet werd gehoord. Dan kun je beter op de Berg wonen, met een half voetbalveld voor de deur en een heel voetbalveld in de achtertuin. En geloof me of niet, toen ik daar onlangs een CV-klusje moest doen en in de keuken een kopje koffie dronk, zei de mevrouw “We zijn goed met de buren maar we overlopen ze niet!” “Daar zou u dan ook een hele dagtaak aan hebben”, heb ik toen geantwoord, maar echt begrijpen deed ze het niet.
De filosoof
En dat brengt me weer terug bij mijn pa, die door zijn echte vrienden vaak ‘de filosoof’ werd genoemd, terwijl hij maar drie jaar ambachtschool had genoten. Nu, dat genieten moet je met een korrel zout nemen, want hij lag altijd dwars bij zijn meesters die alles beter dachten te weten.
Bitter was hij daar nooit over. “De mens zijn positie bepaald zijn denken”, zei Pa dan. Hij rekende mensen hun hebbelijkheden nooit persoonlijk aan. En dat maakte hem tot mijn leermeester als het gaat om buren en vrienden en het genieten van de grassprieten tussen de tegels in mijn tuin.