Kerstverhaal voor Amersfoort: “Is er nog plaats in onze herberg?”

Vannacht had ik een wonderlijke droom. Ik was op de Nieuwjaarsreceptie van de gemeente. ‘The place to be’ voor alle Amersfoorters die ‘samen de stad maken’ en dat al netwerkend elkaar laten weten. Dat zijn bijeenkomsten die ik normaal gesproken mijd omdat ik er al snel ten onder ga in de dynamiek van de massa, die dicht opeengepakt in een enorme hal al handenschuddend boven het oorverdovend geluid van muziek en enthousiaste stemmen, een poging doet om te communiceren.
Dat is een vrijwel onbegonnen zaak, maar gelukkig is het je daar laten zien belangrijker dan de boodschap die je meebreng.
Echter dit jaar waaide er een nieuw soort energie door de ruimte. Dat had alles te maken met het afgelopen periode waarin we door alle door alle mondiale problematiek gedwongen werden ons op onze kernwaarden te bezinnen.
Onze burgemeester die zijn gebruikelijke nieuwjaarstoespraak hield, doorspekt met actualiteit en humor, had voor een uitdagend motto gekozen. Het thema van de bijeenkomst werd stevig door hem neergezet met de vraag: “Is er nog plaats in onze herberg?”.
En daarmee doelde hij op de vraag of onze stad ruimte gaat bieden aan de opvang van de nieuwe dolenden in onze samenleving. Mensen die net als 2000 jaar geleden huis en haard moesten verlaten om zich elders te melden. Maar nergens onderdak vonden en gedwongen waren om te overnachten in een tochtige schuur, ver buiten der stad.
Dat verhaal herhaalde zich nu. En stelde de bevolking danig op de proef met de vraag of we binnen de actualiteit van 2016 het kerstverhaal als een romantische anekdote wilden beschouwen of dat we de moed en de compassie konden opbrengen om de betekenis van die boodschap te actualiseren.
Burger van het jaar.
De toon was al gezet met de prijs voor de burger van het jaar, die naar Simone Kennedy was gegaan, die het afgelopen jaar meer te vinden was onder Syrische vluchtelingen dan in de wandelgangen van het stadhuis. Omringd door een bevlogen groep vrijwilligers had zij onvermoeibaar gewerkt aan de opvang van de eerste groep vluchtelingen die tijdelijk in onze stad verbleef. Om hen daarna buiten de stadsgrenzen te volgen. Want uit het oog, betekent niet uit het hart. Haar ‘Gastgezin Amersfoort’ had zich in korte tijd ontwikkeld tot een voorbeeldfunctie voor alle stadgenoten die de opvang van ontheemden nog steeds zien als een ’ver mijn bed show’ of hun eigen burgerinitiatief laten prevaleren boven het plaats bieden aan ontheemden. De dynamiek van dit initiatief had nog een ander opvallend effect. Het bracht stadsgenoten samen die elkaar voorheen niet kenden, maar al samenwerkend de warmte en kracht hadden ontdekt van wat het kerstverhaal in essentie te zeggen heeft.
‘Mijn en dein’
Met het dichter naar elkaar brengen van het ‘mijn en dein’, worden grenzen verschoven en stijgt de mens uit boven zichzelf. Dat appel deed de burgemeester aan alle aanwezigen. Toen werd het heel stil in die immense ruimte. Omdat de stad zich realiseerde ooit een veel omvattender klus te hebben geklaard met de opvang van duizenden asielzoekers die verdreven uit de door de oorlog doorploegde velden en dorpen van België, hier een veilig heenkomen vonden.
Periferie
“Vluchtelingen horen niet thuis aan de periferie van de stad, maar dienen een plek in krijgen binnen onze stadsmuren”, hoorde de burgemeester zichzelf zeggen. “Want als we ernst willen maken met onze slogan ‘Samen maken we de stad’, moeten we nu offers brengen, die we later als zegeningen zullen oogsten”.
En wenste ik mij niet meer uit deze droom te ontwaken.