Dagboek van een buurtgek (11) : ‘Leven in het Nu’

OK, ik geef het toe, dit is de eerste verhaaltje dat ik schrijf met een aardige slok op. Ben dus heel benieuwd waar het eindigt. Misschien wel het laatste verhaal dat ik ga schrijven.
Want sinds ik ben ‘ontdekt’ ben als Peter W. die zo leuk kan schrijven wat er allemaal in zijn buurt gebeurd, ben ik in een soort achtbaan terecht gekomen. En aan pretparken heb ik de pest. Ineens wordt ik niet meer gezien als Peter de Loodgieter, maar als Peter de buurtgek, die zo leuk kan schrijven over zijn buurt , maar wel met een redactie die zijn taalvouten er altijd even uithaalt. Want het moet natuurlijk wel passen in de bladiebla wereld van de gestudeerde Pipo’s die zo aardig bezig zijn met wat ze een ‘burgerinitiatief ‘noemen en met mijn verhaaltjes het gevoel krijgen dat we nu aan de onderkant ook leuk meedoen.
Mooi niet dus!
Gasten uit Afrika
Wat ik vooral niet wil zijn, is waar ik eens een boek over gelezen heb. In het verre verleden werden wel eens mensen uit Afrika naar Europa gehaald. Die mochten dan in nagebouwde hutjes op een wereldtentoonstelling naspelen hoe ze leefden. Dat was een groot succes, dat veel betalende bezoekers trok. Maar nu die sloebers ongevraagd naar Europa komen in alles wat zo’n beetje kan drijven, worden we wel een beetje nerveus. Hebben die gasten die op die tentoonstelling waren natuurlijk thuis aan iedereen die het horen wilde verteld hoe geweldig het wel niet was aan de overkant.
Nu woon ik niet in een hut van stro, maar heb soms ook het gevoel dat die gasten op die wereldtentoonstelling waren ook gehad moeten hebben. Waar the fuck zijn we mee bezig? Omdat ik een kunstje ken dat je niet verwacht van een loodgieter ben ik ineens interessant en gaan mensen met andere ogen naar me kijken. Voor zolang als het duurt! En dat is maar even.
Afscheid
Neem M. het bloemenmeisje, waar ik eerder over schreef. Het avontuur is alweer voorbij. Ze vond mij wel lief, maar ook dat de verschillen tussen ons te groot waren. Nu geef ik toe dat ik niets maar dan ook niets begreep van wat ze ‘het spirituele’ noemde. Daar kon ze eindeloos over praten en trok daarbij meters boeken uit de kast van gasten die zogenaamd ‘verlicht’ waren. Alleen het woord al. Het was ‘leven in het nu’ voor en achter, alsof dat een prestatie is. Nu ik doe niet anders, maar kan me wel voor mijn dronken hersens slaan dat ik zo gek ben geworden op die meid. Want in dat geweldige ‘nu’, zit ik hier op mijn blaren met een enorme kater. Een kater die een tikje heftiger is dan de kater die ik morgenochtend zal hebben bij het opstaan. In dat geweldige nu, ben je op het ene moment de ‘lieve knuffelbeer’ en het volgende moment een sukkel die niets begrijpt van het leven in dat ‘nu’. Je zult wel ‘verlicht’ moeten zijn om zoiets te kunnen begrijpen.
Oprotten
Evert, de ouwe buurtwerker, had wel gelijk toen hij zei dat ik tenminste met één been stevig in mijn buurt moest blijven staan en mijn wortels niet moest vergeten. Ineens heb ik ook geen trek meer om stukjes te schrijven. Stel dat er weer zo’n Pipo het in het nu op haar heupen krijgt om mij te ontdekken zoals ze destijds met die gasten uit Afrika gedaan hebben. Kunstje gezien en dan weer oprotten! Het moet niet gekker worden!