Als ziende de Onzienlijke (2): In de kerk, uit de kerk

Als ziende de Onzienlijke  (2): In de kerk, uit de kerk

 

‘Als ziende de Onzienlijke’ ( 1964-1968) is de titel van de studie van priester en cultuurpsycholoog Han Fortmann, over de religieuze waarneming en de religieuze projectie. Een titel die ik graag leen om mijn zoektocht naar essentie te beschrijven. Dit doe ik in de vorm van feuilleton in 25 delen.

 In de kerk

Ik ben geboren uit de schoot van mijn moeder, maar dat is een halve waarheid. Ik was er niet bij, een ‘Ik’  bestond nog niet. De fysieke scheiding van mijn moeder die mij ‘in no time’ de baarmoeder wist uit te werken, gevolgd door het doorknippen van de navelstreng, is echter wel als heftige ervaring opgeslagen in mijn bewustzijn. Vergis je niet in het brein van een baby, dat slaat meer op dan je denkt. Ooit heb ik de bevalling in een therapeutische ‘rebirthing sessie’ nog eens netjes overge-daan. Het was bepaald geen feestje om zo op aarde te verschijnen, na maanden warm en veilig  in de oersoep rondgedobberd te hebben. Mijn vader was er ook niet echt bij, want die wilde naar de voetbal. Hij moet handenwringend in de huiskamer hebben gezeten verscheurd door de heftige geluiden uit de slaapkamer en de vraag hoe de stand was bij de voetbalmatch.

Maar ik was welkom, een voorwaarde voor een zorgeloze jeugd, die evenwel niet de dreiging die er van de grote mensenwereld uitging geheel kon verhullen. Het zijn archetypische beelden gekleurd door herinnering, die een eigen film maakt op basis van de flarden die resteren in de hersenen.

Zwarte nonnen

Zo was er de kerk in de vorm van de nonnen die de peuterspeelzaal runden. Vreemde zwarte wezens met ritselende kleren en de geur van Sunlight zeep om zich heen, die mij als jeugdig onderzoeker voortdurend corrigeerden. Zo herinner ik mij de eerste dag op het schooltje, staand voor een enorme kast met speelgoed. In mijn kinderlijk enthousiasme begon ik al dat speelgoed uit de kast te trekken, zoals een uitgehongerd mens zich stort op een overdadig gedekte tafel. Maar ver kwam ik niet. Het hoofd van de pinguïns naderde met rassen schreden en sprak mij bestraffend toe. Vervolgens diende ik al het speelgoed weer in de kast te plaatsen en er slecht één speeltje uit te halen. Dat kon of wilde ik niet. En daarmee was de eerste breuk met de katholieke kerk een feit.

Alcoholische pastoor

Later verhuisden we naar het oosten van het land en bezocht ik op zondag met mijn  broers en vader de mis van 10.00 uur. Deze werd geleid door onze alcoholische pastoor, die zwaar bezopen de preekstoel op kroop om de meest afgrijselijke donderpreken af te steken, die niemand serieus nam. Mijn oudste broer las ogenschijnlijk vroom in een bijbel, waarin een spannend jongensboek verborgen zat. Ik at uit mijn neus en mijn vader deed een tukje. Als hij wakker was spraken we over voetbal en politiek. Beide onderwerpen hebben me mijn hele jeugd achtervolgd. Dan kon het gebeuren dat een vrome dame op leeftijd, die voor ons zat, zich bestraffend naar ons omdraaide om ons tot stilte te manen. Mijn vader placht dan alert te reageren met: ”Oud prentenboek, waar bemoei je je mee? ” Zelden was ik zo trots op pa.

Erfzonde

Maar het kon ook mis in de mis gaan. Zoals die keer dat pa in een diepe slaap verzonken was en de pastoor de erfzonde naspeelde op de preekstoel. Bij de passage waarbij de engel Gabriel Adam en Eva het paradijs uitgooit schreeuwde de man: “En jij, jij, ga eruit!” Daarbij wees hij min of meer in de richting van pa, die prompt wakker werd , dacht dat hij betrapt was en schuldbewust opstond om de kerk te varlaten. Gelukkig kregen we nog net zijn jaspanden te pakken en onder het roepen van :”Pa, kom terug hij heeft het niet tegen jou”, nam mijn vader weer plaats in de kerkbank.

Ik kan niet echt zeggen dat mijn godsbeeld in die tijd enige serieuze onderbouwing kreeg. De kerk stond gelijk aan cabaret en de enige vorm van een persoonlijke godsbeleving moest van pa komen, die echter regelmatig met zijn schepper in de clinch lag.

Kruisbeeld

Met als hoogtepunt de zondagmiddag als het uitgerekend een uur voor de voetbal ging regenen. Pa zag dat als een persoonlijke pesterij van ‘daarboven’ en wilde dan in zijn drift wel eens het kruisbeeld in de huiskamer van een flinke fluim voorzien. Mijn moeder trad dan corrigerend op door te zeggen: “Theo zo kom je nooit in de hemel!”, waarop pa reageerde met : “Liever in de hel met voetbal in de zon, dan in de hemel met regen”. En wij, de “jongetjes vosskühler”,  wij lagen onder de tafel van het lachen. Dat kruisbeeld hangt nu in mijn atelier en als ik er soms naar kijk denk ik aan pa en ben ik hem dankbaar dat hij  mij al op jonge leeftijd de weg uit de kerk wees.

(foto: met mijn broers en moeder op vakantie in Zeeland) 

 

Reacties

Reacties