Dagboek van een buurtgek (23): De eerste les van de adelaar

(Wat eraan vooraf ging: na deelname aan een ‘Eigen kracht conferentie’ wordt Peter door Philip, de begeleider, uitgenodigd voor een bezoek aan diens woonboot. En krijgt een introductie in ‘sjamanistisch buurtwerk’)
Nu ik lid geworden ben van het Adelaarsklasje van de buurtgekken van Philip, kreeg ik meteen de eerste opdracht mee voor thuis. En het heeft me heel wat hoofdbrekens gekost om dat eerste huiswerk te maken.
Nu had Philip me al gewaarschuwd. “Bij ieder opdracht kon jij jezelf tegen. En dat is niet gemakkelijk. Want de adelaar werkt van het hoofd naar het hart. Hij zet jouw gevoelige kanalen open. En dat kan in het begin ook onrust, angst en verdriet geven. Schrik er maar niet van, het hoort er gewoon bij”. “Lekker wel, flikker me meteen maar in het diepe”, dacht ik , toen ik me de afgelopen dagen in de eerste opdracht stortte en gelijk op m’n bek ging.
Wat die eerste opdracht was?
Vind je plek
Ik moest zoeken naar de plek in de buurt, waar ik me als kind altijd fijn en veilig voelde. En daarna de plek zoeken die ik graag vermeed. Die plek lag niet in mijn geboortehuis, maar ergens in het buurtje.
Daarmee kon ik het doen. Dus konden de buren me door de straten zien schuifelen, stap voor stap, van de ene naar de ander kant, door alle zijstraten. En natuurlijk voelde ik helemaal niets.
Dan is er een stem in mij, die zegt dat ik knettergek ben om me in soort gestoorde avonturen te storten, die nergens op slaan. En als ik naar die stem luister, wil ik het liefst meteen Philip bellen om hem de huid vol te schelden.
Zo belandde ik helemaal kapot op het speelveldje aan de rand van de buurt. Een ruimte van 6 bij 8 meter, met een verwaarloosde zandbak, een lullig klimrekje en een bank. Daar ben ik toen uitgeput op gaan zitten. En droomde weg.
Blonde sproetenkop
In de zandbak speelde ik als kind met de buurtkinderen. En Sonja, een sproetenkop met blonde vlechten was mijn vaste maatje. En als ik haar zag, was het feest.
Daar in die godvergeten zandbak, waar nu de buurtpoezen in zitten te schijten, heb ik mij als kind het meest gelukkig gevoeld. Er was een zomer dat ik daar altijd te vinden was en alleen maar oog had voor dat mooie wezen met die blonde vlechtjes. En ineens golfde het door mij heen. Het was alsof ik de stem van Philip hoorde, die zei: ”Zo kerel, heb jij je plek gevonden?”
Niet lang daarna is Sonja verhuisd naar een andere, ‘betere’ wijk. De maanden daarna heb ik haar vreselijk gemist. Maar vertelde het niemand en werd lid van de ‘bende van zeven’. Zeven rotapen van rond de 11 jaar, die hadden besloten de buurt op z’n kop te zetten. Belletje lellen, appels jatten uit de tuin van de buren, fietsbanden leeg laten lopen van de mensen die we niet mogen, voetballen op straat en ‘spionnetje spelen’.
Kastanjeboom
En ‘boem’, daar knal ik ineens van de fijnste plek naar de meest afschuwelijke plek uit zijn jeugd. En besluit daar naar toe te lopen. De ‘bende van zeven’ had als meest spannend avontuur ‘spionnetje’ spelen, het beloeren van mensen in hun huis. Dikke Arie, onze ongekroonde leider, had vette verhalen dat hij mevrouw van de B, zogenaamd de mooiste vrouw uit de buurt, bespied had vanuit een boom toen zij zich in de slaapkamer uitkleedde. En om lid te worden van de bende, moest je hem dat nadoen. Achter het huis van van de B. , die ‘dé Mevrouw’ werd genoemd omdat ze het hoog in de bol had, stond een grote kastanjeboom. Op een van de takken kon je door het gebladerde precies in de slaapkamer van die dame kijken. En daar heb ik zes zomeravonden gezeten en me te pletter verveeld. Tot ik van schrik de zevende avond bijna van die tak viel. Mevrouw van de B. kwam de slaapkamer binnen en was niet alleen. Snelle Sjors, de ritselaar van de buurt, kwam achter haar aan naar binnen.
Ik ga de details niet vertellen, maar wist wel dat het met seksen te maken had. En dat het er niet bepaald zachtzinnig aan toe ging. Daarna voelde ik mij heel vies en slecht. En heb nooit meer spionnetje gespeeld. Dikke Arie, kon van mij de boom in.
Via het achtererf ben ik weer naar de boom gelopen. Het is winter en niets herinnert nog aan dat heftige zomeravontuur, waarover ik als kind zelfs mijn vader niet durfde te vertellen.
Ik geloof dat ik daarmee het huiswerk van Philip wel gemaakt heb. Maar wat ik er mee aan moet?