Dagboek van een buurtgek (26): “Die speelplek dat ben jij”.

Dagboek van een buurtgek (26): “Die speelplek dat ben jij”.

 

(Wat eraan vooraf ging: Peter is toegetreden tot het klasje voor buurtgekken van sociaal vernieuwer Philip. Hij  gaat hij aan de slag met de verloederde plek, waar hij als kind in de zandbak speelde)

 Nieuwsgierig als een kind reed ik op een gure zaterdagmorgen naar de woonboot van Philip in Zwolle. Ik had mijn huiswerk gemaakt en voelde me als een schooljongen die trots de resultaten aan zijn leraar laat zien. Maar in de buurt van Nunspeet, was een bizar ongeluk gebeurd. Een vrachtwagen was finaal door de binnenberm geschoten en blokkeerde de weg. Via de vluchtrook werd het verkeer omgeleid. Een operatie die meer dan een uur duurde. Tot overmaat van ramp had ik mijn mobieltje thuis laten liggen. Dus kwam ik opgefokt en veel te laat bij Philip binnenstappen in een toestand die ze op mijn werk altijd beschrijven met :”Peter heeft zijn stressmomentje”. Ik heb zwaar de schurft aan dat soort taalgebruik.

Een dingetje

Zoals het bij ons op het werk ook in de mode is om bij een heftig probleem op te merken :”Ja, dat is wel een dingetje’. Nu, dat dingetje hang bij mij in mijn broek en zover ik weet ben ik geen hond die ‘overal een plasje over heen moet doen’, om de woorden aan te halen van onze voorman, die  nooit zit te wachten op commentaar van mijn maten als er een lastig werkprobleem wordt gesproken. Mijn ‘stressmomentje’ werd meteen door Philip opgepakt met de opmerking:” Nu jij hebt heel wat energie verloren om hier naar toe te komen. Was jouw opdracht zo heftig dat de weg hier naar toe vol obstakels moest liggen?”

Dan weet ik nooit wat ik zeggen moet, want die gast legt verbanden tussen dingen ‘waar ik geen chocolade van kan maken’, om nog maar zo’n stomme uitdrukking te gebruiken. Daar ging mijn presentatie die ik in de auto had voorbereid. Peter de buurtgek, die zijn maten zou imponeren als slimste jongetje van de klas. Iets dat ik vroeger nooit was.

Het gevolg was dat ik hakkelend de tekst voorlas die ik had als huiswerk had neergepend.

Speelplek

En daarna kwamen de vragen van Philip:”Wat is het grote verschil tussen de speelplaats uit jouw jeugd en de beschrijving van de speelplek nu?”  “Dat het er nu niet uitziet”, was mijn reactie. Maar dat was voor Philip niet de kern van het verhaal.  Hij beschreef de speelplek alsof ik het zelf was. Als kind stond die plek voor mijn ‘wij gevoel’ dat we hadden als we als buurtkids elkaar daar troffen. En nu zat ik daar in mijn uppie op een verzakt bankje met heimwee naar lang vervlogen tijden. In de woorden van Philip is dat een ‘metafoor’. Je beschrijft een situatie in de buurt alsof je dat zelf bent. Knap gestoord natuurlijk, maar ik begon wel te begrijpen waar die gozer naar toe wilde.

Die ging gewoon door met zijn vragen. Of ik de behoefte had om iets aan de verwaarloosde speelplek te gaan doen? En hoe ik dat dan wilde gaan aanpakken. Natuurlijk had ik daar lang over nagedacht en in mijn hoofd had ik al een vette buurtactie bedacht om met poen van ‘NL Doet’ de zaak op de schop te nemen. Helemaal de plank mis, als ik Philip moest geloven.

Schoolpik

Wat een schoolpik, die alles beter weet! “Nu vertel mij dan maar eens wat er verkeerd is aan mijn plannentje’”, zei ik. “Je mist de kern’, zei hij toen, omdat die plek staat voor mijn ‘wij gevoel’ en ik  alleen slaag wanneer de aanpak van die speelplek vanuit een ‘wij ervaring’ wordt gedragen.

En toen volgde een heel verhaal over de gevaren die buurtgekken bedreigen. Buurtgekken worden op den duur buurtburgemeesters, die ver voor hun buren uit eenzaam karren lopen te trekken die veel te zwaar zijn en emotioneel steeds meer teleurgesteld raken omdat ze alles “in hun uppie moeten doen”.  Zoals Philip dat beschreef leek het wel cabaret. Je doet je stinkende best om van de buurt een groot ‘wij’ te maken, maar wordt er zelf een eenzame mopperaar door.

Jezelf pesten

“Waarom zou je zoveel energie pompen in iets, alleen om jezelf een beetje te pesten?”

Geef daar maar eens een goed antwoord op. Gelukkig had ik inmiddels wel door dat die gozer dit allemaal niet zei om ons als klasje af te zeiken. En dat verlangen naar een nieuw ‘wij gevoel’ kwam behoorlijk binnen. Waarop Philip poeslief vroeg: “Hoe zou het zijn, als je met de kennis van nu nog eens onderzoekt hoe je die speelplek zou kunnen pimpen”. Met andere woorden: “Kerel, maak jij je huiswerk nog maar eens over!”  Dat ze hadden ze mij vroeger op school niet hoeven te flikken! Maar van die gozer pik je gewoon alles.

 

 

Reacties

Reacties