Overdenkingen van een aanjager (2): zelfonderzoek

Overdenkingen van een aanjager (2): zelfonderzoek

( Hallo, ik ben Peter de Buurtgek, die op Fox&Friends zijn avonturen mocht delen over mijn vrijwilligerswerk in mijn buurtje. Tijdens dat avontuur kwam ik Philip tegen die op zijn woonboot met een aantal andere ‘buurtgekken’ gesprekken hield, over wat hen zoal beweegt. Bij mijn afscheid drukte hij mij een oud schrift in handen met aantekeningen over zijn buurtwerk. Die wil ik graag met de lezer delen !) ).

 Wat mij beweegt om in mijn buurt actief te zijn

 Pedagoog zijn.                                                                                                                                                                     Voor alles ben ik vader van Daniel en Floor en van dertien en tien jaar, die opgroeien in een wereld vol avontuur en uitdaging, maar ook vol bedreiging. Veiligheid in huis en op straat is voor hen essentieel.

Het zijn kinderen die verbijsterd zijn als ze zien dat in één nacht de ruiten van hun klaslokaal door vandalen zijn ingegooid. Drie leslokalen onder de glassplinters. Die mij de volgende dag uit de krant horen citeren: “Volgens een politiewoordvoerder is de Oud en Nieuw viering in onze stad rustig verlopen. In mijn rol als opvoeder zit ook het element van meewerken aan een veilige openbare ruimte. Fijne speelplekken in de buurt, een uitnodigend schoolplein waar je goed met vriendjes kunt voetballen, geen rotzooi in het plantsoen voor de deur. Buren die elkaar tenminste groeten. Die voor elkaar klaar staan bij calamiteiten. In dat pedagoog zijn geloof ik niet in de valse romantiek ‘ het dorp naar de stad te willen halen’.

Valse romantiek

Ik ken zo’n dorp, in Drenthe, waar ik ooit een winter werkte aan een publicatie. Vierhonderd inwoners, een kroeg, een winkeltje en meer dan 12 verenigingen. Kleine kinderen die de ouderen met de voornaam aanspraken. Maar ik zag ook de verstikkende sociale controle en kreeg als buitenstander de geheimen, trauma’s, roddels en afgunst te horen, die een te idealistisch beeld van die kleine, hechte gemeenschap snel corrigeerden.

In de stadswijk kun je tot op zeer grote hoogte ontsnappen aan iedere vorm van sociale controle. De enige begrenzing is overlast, vandalisme of gezinsterreur, die te opvallend naar buiten komen. En zelfs dan kan het nog heel lang duren voor buren of professionals gaan nadenken wat ze ermee aan moeten. Veel buurtbewoners hebben nu eenmaal belang bij een geringe mate van sociale samenhang, hebben belang bij buren die net doen of ze niets zien of horen. Bij professionals die op afstand blijven, omdat ze niet willen worden opgezadeld met de verantwoordelijkheid.

Gebrek aan samenhang

Weer anderen klagen over het gebrek aan samenhang en anonimiteit in hun straat en praten weemoedig over dat ene buurtfeest jaren geleden dat zo’n succes was. Maar weten niet hoe ze zelf met hun directe buren in contact kunnen treden om de problemen die zich voor hun deur aandienen samen aan te pakken. Dan ontstaat snel een niet realistische, maar breed verspreide verwachting dat de gemeente, wijkpolitie, welzijnswerkers en de juffen en meesters van de basisschool de exclusieve taak hebben om veilig leefklimaat te genereren.                                         Wachten mensen liever een week op een veegploeg, dan dat ze zelf wat chipszakken of lege blikjes voor hun deur opruimen.

Ergernis

Een week ergernis die niet in verhouding staat met een actie van luttele seconden. In een complexe samenleving, met een overheid die zich op de vitale levensgebieden – van wat ooit de verzorgingsstaat heette- aan het terugtrekken is, komt via de landelijke en locale politiek de slogan ‘verantwoordelijkheid van de burger’ opzetten. Daarmee wordt echter het vacuüm binnen woongemeenschappen steeds meer voelbaar. Van wie is die openbare ruimte? En wie schept in die ruimte leefbaarheid en veilige structuren voor alle leeftijdsgroepen?.

En kun je van buurten, die verleerd zijn gemeenschap te zijn, verwachten dat ze een actief aandeel nemen in de organisatie van de directe leefomgeving?

Zelfs als er bewonerskernen zijn die met vallen en opstaan op pad gaan, is het de vraag hoe zij zich blijvend verhouden tot professionals en bestuurders. Er zijn genoeg voorbeelden bekend van buurtinitiatieven die door professionele instellingen geïncorporeerd en geannexeerd worden om daarna een snelle dood te sterven. Ook zijn er voorbeelden van basisorganisaties, die al snel in een spanningsvolle relatie komen met de locale ambtenaren en bestuurders.

Kortom, de pedagoog in mij moet zelf worden opgevoed tot mede-buurtbeheerder. En niemand die daar een kant en klare methode voor kan aanwijzen.

Philip (2011)

Reacties

Reacties