‘The long and winding road (1) ’: de zoektocht naar Essentie

‘The long and winding road (1) ’: de zoektocht naar Essentie

De grootste kosmische grap van dit bestaan op onze planeet, die trouwens helemaal niet van ‘ons’ is, maar ons in bruikleen is gegeven,  wordt ingeleid door de onontkoombare vraag :”Wie ben ik?”. En dat niet in de psychologische zin van vermeende persoonlijkheidskenmerken, maar vanuit de diepere laag die verbonden is met de vraag naar de betekenisgeving rond het Zijn.

Het is de vraag naar de ontologie[1]

Zeg maar de eerste shitvraag uit de eerste catechismusles op de RK lagere school: “Waartoe zijn we op aarde?” Gesteld aan kinderen die nog zo spontaan samenvallen met hun schepping dat ze van die vraag geen enkele chocolade konden maken.

Pas veel later zou die vraag bij mij het begin inluiden van de ‘long en winding road’, via de meest onmogelijke zijwegen en kronkelpaden, om uiteindelijk thuis te komen in het huis waar ik altijd al bleek te wonen. Om te beseffen dat deze lange en soms pijnlijke zoektocht mij bracht op een plek die ik nooit verlaten had, waar ik altijd al thuis was, evenwel zonder dat te beseffen. Hoe onlogisch klinken deze woorden, hoe simpel het ultieme inzicht dat blijkbaar niet gevonden kon worden dan eerst zo’n beetje eerst alles te verkennen dat het niet “Is’’ .

Althans in mijn geval. En dat ervaar ik als een volmaakte kosmische grap. Want welke oen gaat nu op zoek naar het huis waarin hij al woont. Zoekt in verre landen verbeten naar dat wat als een schaduw met hem meereist. Loopt de deur plat bij spirituele genezers die pretenderen de ontbrekende schakel te zijn tussen hemel en aarde. En ziet dat wat hij altijd al ‘Is’ geweest compleet over het hoofd. Gedraagt zich als een vos die achter zijn eigen staart aan rent?

Avontuur

Voor mij begon dit avontuur in de kleine woonkamer van mijn eerste huurhuis in Amsterdam, na jarenlang als kamerbewoner van de ene naar de andere buurt getrokken te zijn.

In die kamer overviel mij de vraag naar ”Wie ben ik?”, zonder enige aanleiding. En hoewel ik ieder concreet godsbesef achter mij gelaten had in de achterbuurten van Amsterdam, waar ik werkte, sprak ik met schorre stem woorden tot ‘Dat Wat Geen Naam Heeft’. Woorden die klonken als een gebed :”Wie of wat u ook bent, ik heb maar één vraag in dit leven. Laat mij de essentie zien van mijn bestaan. Laat mij voor één seconde zien wie of wat Ik ben, in een schepping die ik niet kan doorgronden, maar die wel betekenis moet hebben. Dat vraag ik U”.

Bezwaard gemoed

Ieder die deze of een soortgelijke vraag stelt, met een bezwaard gemoed, met twijfel of angst om een ongewis bestaan, maar direct vanuit het hart, mag een antwoord verwachten. Maar zal ook moeten ontdekken dat iedere concrete verwachting omtrent dat antwoord is als het bouwen van zandkastelen langs de vloedlijn. Ooit waren er periodes in mijn leven dat ik mijn gebed vervloekte, omdat het er meer op leek dat alles dat enige waarde leek te hebben in dit ondermaatse bestaan als zand door mijn vingers glipte, werd afgepakt of volstrekt zinloos bleek te zijn.

Om in het Nu te zien dat die pijnlijke zoektocht geheel in het teken stond van genade, die alles elimineerde wat tussen mij en ‘Dat Wat Geen Naam Heeft’ stond.

Dat bleek de enige weg te zijn naar de Goddelijke woning, die ik dus nooit verlaten bleek te hebben.

Als je niet goed wordt van dit ‘spirituele gelul’ …kun je best even gewoon doorlezen. Erger wordt het niet. Want ik beloof je niet te gaan preken. Enige bekeringsdrang was ik al kwijt geraakt na mijn avonturen bij een Christelijke sekte, waarover ik in Deel I: ‘Als ziende de onzienlijke’ geschreven heb.

Het wordt tijd om mijn verhaal te gaan schrijven, waarbij ik de luchtigheid dat Deel I kenmerkte wil proberen vast te houden. Dat is ook niet zo moeilijk omdat ik begin met alle zijstraten die doorgaans doodlopend bleken te zijn. Maar essentieel bleken in de zoektocht voor een  jongen die graag wilde weten wat er in de ‘spirituele wereld’ allemaal voor verlokkingen voorhanden waren.

Voor mij is het als een film met zwart-wit beelden uit lang vervlogen tijden. Die acteur ben ik niet, het is het licht dat op het filmdoek valt dat iets zegt over het antwoord op de vraag in die kamer: ”Wie ben Ik”.

[1] De ontologie (van het Grieks ὀν = zijnde en λόγος = woordleer) is de zijnsleer. (bron: Wikipedia)

Reacties

Reacties