The long and winding road (4): Spiritueel daten

Het was in haar tovertuin. Ik had haar leren kennen via een spirituele datingsite, wat ongeveer gelijk staat aan het zoeken van een kangoeroe op Spitsbergen.
Maar ik had haar gevonden, er was er een ‘spirituele click’ en haar tuin voelde aan als ‘Alice in Wonderland’. Ver van alle maatschappelijke spanningen en gedoe, zittend op de houten veranda bij de stookplaats, hoorde ik het zachte ruizen van de wind door de bomen, het knappen van dennenappels in het vuur en het late gezang van de vogels voor zonsondergang. Zag ik de boom die zich net boven de aarde splitste in twee symmetrische stammen, als metafoor van het twee- Een Zijn met mijn tuinvrouw.
Daar stroopte ik bij tijd en wijle mijn maatschappelijke identiteit als vermeend kritisch socioloog af en dompelde mij onder in een andere wereld, waar in de magie van haar tovertuin iedere plek een eigen betekenis had met een uitzonderlijk hoog ‘trillingsgetal’.
Beschermende lagen
Daar brak ik door de beschermende lagen van de alledaagse realiteit, waar alles een vaste plaats en logische verklaring heeft. Het was communiceren op subtiel niveau waarin ik werd uitgenodigd om mijn gevoelige binnenwereld naar buiten te keren om deze te laten versmelten met de mystiek van de plek. Binnen dat decor was een erotische verbinding met de betreffende dame ongetwijfeld een hoogtepunt geweest van ons samen Zijn. Maar Cupido zat weer eens te suffen, of zag tandenknarsend zijn pijlen gekeerd door de weelderige begroeiing. Dat werd echter niet als een gemis beschouwd omdat geestverwanten zich ook kunnen verwarmen aan de herkenning van de wederzijds ervaren intimiteit zonder deze te laten uitmonden in allerlei fysieke escapades. Kortom wij acteerden geheel in lijn met waar een ‘spirituele datingsite’ blijkbaar voor staat.
Elfjes en kabouters
In het contact met mijn platonische fee in die ‘secret garden’ ontwikkelde zich geleidelijk een eigen jargon, waarin kabouters en elfjes een prominente rol gingen vervullen. Zij onderhielden in mijn fantasie de tuin, in liefdevolle aandacht voor flora en fauna en schiepen een harmonie die zelfs voor de meest ongevoelige cynicus voelbaar geweest moet zijn. Wat echter ontbrak was hun fysieke aanwezigheid.
Nu moet ik bekennen dat ik bepaald geen kabouterfan ben. Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met de ‘Rien Poortvliet’ indoctrinatie uit mijn jeugd, die het ‘kleine volkje’ een obligaat gezicht gaf met rode puntmutsjes en eikeltjeskoffie die niet te zuipen was. Maar na het lezen van werkjes over de magische tuinen van Findhorn[1], waar in harmonie met het goddelijke natuur op onvruchtbaar zeezand knotsen van bloemkolen werden geteeld, waar zelfs Andre van Duin verlegen van zou worden, was mijn belangstelling gewekt voor de onzichtbare helpertjes.
En nu zelfs de strenge natuurwetenschappen op het niveau geraken, waar ze in toenemende mate moeten toegeven niet in staat te zijn te begrijpen hoe één en hetzelfde minuscule deeltje er in slaagt om tegelijkertijd op twee plekken te verschijnen, houd ik niets meer voor onmogelijk.
Eerst zien en dan geloven
Kortom het was tijd voor een persoonlijke kennismaking met het onzichtbare volkje. Want ik ben net als de ongelovige apostel Tomas uit de bijbel: eerst zien en dan geloven. Daarvoor had ik wel een stevige joint nodig van ‘kabouterwiet’, die in een coffeeshop in Hilversum verkregen kon worden.
Nu rook ik vrijwel nooit wiet, omdat ik doorgaans al na drie trekjes in een onbedaarlijke lachbui terecht kom en dan niet meer aanspreekbaar ben. Maar gezien de ernst van het experiment in die tovertuin, wist ik mij dit keer aardig in de hand te houden. Met de ogen dicht en armen gespreid en de handpalmen naar voren gericht, liep ik stap voor stap in de tuin in. Tot ik mij stevig verankerd voelde op een veilige plek in het gras. En mij open stelde voor een onbekende energie die zich al dan niet kenbaar wilde maken. En verdomd, na enige tijd, voelde ik mij omgeven door tal van subtiele trillingen om mij heen, een soort zacht liefdevol gefladder in de lucht en tussen de bomen en struiken alsof honderden vlinders in de avond een vreugdevol dansje maakten. Zien kon ik ze niet, voelen des te beter.
Andere werkelijkheid
En wist dat ik de ‘andere werkelijkheid’ terecht was gekomen, die auteurs als Carlos Castaneda[2] indringend beschreven hebben. Na dit avontuur had ik minstens drie dagen nodig om weer op aarde te landen. De tuin en mijn goede fee heb ik inmiddels weer achter me gelaten. Spiritualiteit heeft ook zo zijn schaduwzijde. Al mag die doorgaans niet worden benoemd.
[1] Findhorn: https://nl.wikipedia.org/wiki/Findhorn_Foundation
[2] https://nl.wikipedia.org/wiki/Carlos_Castaneda