Overdenkingen van een aanjager (5): Spiritualiteit

( In een beduimeld schriftje uit 2011-2012, overdenkt Philip de W., jeugdhulpverlener en buurtactivist, zijn inzet in zijn directe omgeving en zoekt naar de kwaliteiten van de buurtwerker)
Spiritualiteit
Er is een golf die mij inspireert. Het is een Japanse film. Het verhaal speelt zich af op een vuilnisbelt, waar tal van maatschappelijke randfiguren moeizaam en met veel onderlinge spanningen proberen te overleven. Pooiers en hoeren, verslaafden, kleine criminelen, werklozen en ga zo maar door.
Te midden van hen woont een oudere, wat aristocratische man, waarvan de antecedenten niet echt duidelijk worden. Louter door zijn aanwezigheid brengt hij orde in de chaos. Hij is een leidsman, zonder daar expliciet voor gekozen te hebben.
Hij is mijn held. In zijn houding zit zoveel toewijding dat het als kompas dient.
Compassie
Compassie is dan ook een kernwaarde. Je huilt mee met de een en lacht met de ander en Niets blijft hangen. Het is open- en onbevangen staan voor wat zich in het NU aandient.
Er zit geen “egobelang” in. Het is ontdekken dat ‘ik” ook mijn omgeving is, dat grenzen niet ophouden bij de lichaamslaag of de voortuin.
Maar aan mijn voorbeeldfiguur in de film kleeft een ‘bezwaar’. Hij handelt niet intentioneel of professioneel. Hij gaat niet uit van een ‘handelingsrepertoire’. Hij Is. Er is geen sprake van kwaliteiten die hij inzet om wie dan ook te veranderen. Hij heeft schijnbaar geen enkel belang en dient geen enkel doel. Ook neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn omgeving. Maar door te zijn wie hij is, zie je de werking die er van hem uitgaat. En is het vrijwel onmogelijk om daar woorden aan te geven.
Zenmeester
Nu kan je deze man natuurlijk bombarderen tot Zenmeester, maar dan wordt er weer een begrip van hem gemaakt. In strijd met alle modellen en strategieën kan ik in hem alleen maar de spontaniteit zien van de acceptatie van wat zich aandient en verdwijnt, zonder oordeel, zonder wensen of verlangens. Op die man in de film loop ik mij met al mijn cognitieve kennis, waarden, overtuigingen en intenties te pletter.
Interview
Als ik in de film zou kunnen stappen, hem een interview zou afnemen, naar zijn motieven zou vragen, zou de weergave daarvan er als volgt uit kunnen zien:
I(nterviewer): “Bent u zich bewust van de grote invloed die u heeft op uw omgeving, omdat het lijkt dat u de chaos om u heen weer verbindt tot samenhang”
M(an): “Daar heb ik nog nooit zo naar gekeken, of beter zo kijk ik niet”
I: “Maar u kunt toch niet ontkennen dat u een voorbeeld bent voor anderen?”
M: “Als de ander zich herkent in mij, gaat dat moeiteloos, zoals ik mij moeiteloos in de ander herken. De zogenaamde verschillen tussen mensen zijn slechts uiterlijke toevalligheden, spelingen van de natuur… in alle mensen schijnt hetzelfde Licht. Bij de een mogelijk helderder dan bij de ander, maar het is hetzelfde Licht”
I: “Maar heeft u dan geen behoefte om op een harmonieuzere plek te wonen”
M: “Zolang we de harmonie zoeken buiten wat we Zijn zullen we eindeloos zoeken”
I: ”Maar wat is uw doel, wat beoogt u met uw verblijf op een vuilnisbelt?
M :”Er is geen doel, ik woon hier en daar is verder alles mee gezegd”
I: “”Betekent dat een ontkenning van alles dat u hier in beweging zet, ziet u niet hoe belangrijk u bent voor uw buren?”
M: “Ik woon hier en ga om met de buren. Daar is alles wel zo’n beetje mee gezegd?”
Harnas
Voor buurtwerkers, al dan niet professioneel, is dit een nauwelijks te bevatten boodschap. Het intentionele karakter van hun werk: beïnvloeding op basis van methodische interventies vormt immers het basiskenmerk van hun werk. Ze moeten wel, want ze worden ook afgerekend op prestaties. En die moeten meetbaar zijn in een werksoort die zo graag ‘evidency based’ wil zijn. In veel gevallen werkt dit als een harnas. Dat harnas wordt aangetrokken op het moment dat we de ander als ‘client’ moeten gaan zien. Maar ga dat naar eens aan de subsidiegever vertellen! Opvallend genoeg is de “Presentie methodiek’ die nog het dichtst bij de bovenstaande benadering staat vanuit het pastorale buurtwerk ontwikkeld en niet vanuit de ‘social work’ theorie.
Metafoor
Helaas gedragen veel welzijnsorganisaties zich nog steeds als de boer die iedere avond een wandeling maakte in zijn weiland, pal achter de dijk. Tot iemand hem vroeg of hij wel eens de dijk op was geklommen om naar het landschap achter die dijk te kijken. Dat bleek niet het geval.
Voor veel ‘clienten’ geldt trouwens een soortgelijk verhaal. De kunst is -dan binnen deze metafoor- om samen de dijk op te klimmen en te ontdekken welk nieuw en inspirerend perspectief zich daar laat ontdekken.