De lawaaicultuur: “Kenneh we ff dimmeh?”

Ik had die vakantie niet moeten houden. Drie weken hoog in de Pyreneeën in de oorverdovende stilte van een natuurcamping gevolgd, door een paradijselijk verblijf in een afgelegen berghut.
Niet dat er iets mis was wat met die reis, het is eerder de terugkomst die mij confronteert met het contrast. Dat contrast maakt me dagelijks bewust van de afwezigheid van stilte in de stad. Nu weet ik wel dat Stilte een proces is dat van binnen plaats vindt, maar ik wil even afzien van spirituele gemeenplaatsen om mijn terugkeer in de luidruchtige beschaving te beschrijven.
Zo woon ik in een fijne woning die tegenover een basisschool staat. Met daar tussenin een kunstgrasveld waar de jeugd zich soms tot in de kleine uren van de nacht uitleeft met harde schoten op het doel, die niet zelden het ijzeren hekwerk achter dat doel treffen.
Helse symfonie
De resonantie van dat hek vormt een helse symfonie met de kreten van de voetballers , die zich in hun fanatisme ook verbaal geheel laten gaan. Dan gaan bij mij de ramen dicht omdat ik binnenshuis geen fatsoenlijk gesprek meer kan voeren. Maar dat is nog niets vergeleken bij de kids van de basisschool, die een paar keer per dag krijsend de school uit stormen om zich buiten af te reageren op alle verplichte nummers binnen. De meiden krijgen de hoofdprijs omdat zij zo hoog kunnen gillen dat ik soms vrees dat mijn ramen het spontaan zullen begeven.
Het volume van de kinderen is de afgelopen jaren fors toegenomen. Daarvoor heb ik weliswaar geen wetenschappelijk bewijs, maar vind ik wel bevestiging in de commentaren van de buren.
Wat maken deze kids thuis, op school en in hun buurt mee dat ze zo heftig zijn? Dat iedere vorm van spel gepaard moet gaan met zoveel volume ? Worden ze nog wel gehoord?
Volumeknoppen
Gelukkig zijn er ook volumeknoppen, die ik mij soms ook op mensen zou wensen. Bij reclameboodschappen op radio of TV gaat direct de knop om. Het is niet alleen het hoge volume van de nietszeggende boodschappen, het is ook het opgefokte manische toontje dat bij mij als antireclame werkt.
En dan zijn er mijn nieuwe buren, die weten hoe je een feestje moet bouwen. Een onwaarschijnlijk aantal heftige dertigers samengepakt in een veel te kleine flat, probeert boven het volume van de rampetamp muziek uit te komen, daarbij ritmisch begeleid door een overijverige bongospeler die, al dan niet opgefokt door een pilletje, urenlang lang dezelfde eentonige roffels de nacht in stuurt.
Als ik dan om mijn zinnen te verzetten van armoede de TV aan zet kom ik terecht in een uitzending waarin het steevast gaat om een ‘the best of…’ show voor een publiek van uitzinnige familieleden en supporters die, begeleid door lichtexplosies en omhoog spuitend vuurwerk, geheel ‘los’ gaat. Alleen al van het gezegde ‘los gaan’ krijg ik een jeukallergie.
Lawaaicultuur
Maar weet ik dat het na de verstilling van die reis door de bergen is dat de contrasten zo hard bij mij binnenkomen. En dat ik meer een stadjongen ben, dan de romantische adept van de plattelandsrust.
Maar de twijfels over wat de ‘lawaaicultuur’ zegt over de mentale staat van ons volk blijven knagen. Het heeft wellicht alles te maken met een groeiend onvermogen tot introspectie en de angst om in de stilte van het NU te leven.
De behoefte om mee te doen aan de opgefokte lawaaicultuur leidt onvermijdelijk tot overprikkeling van het zenuwgestel en de angst de sneltrein naar alle verslavende ‘events’, die continu over ons worden uitgestort, te missen.
Maar prijs ik mij wel gelukkig niet in staat te zijn het moordende tempo bij te houden, zonder het gevoel te hebben wezenlijk iets te missen.
Kortom: “Kenneh we ff dimmeh?”