‘Afzien in de welzijnssector’

( foto: bewonersbijeenkomst rond een nieuwe aanpak van welzijnswerk)
Door ‘omstandigheden’ belandde ik in een ver verleden geruime tijd buiten het reguliere arbeidscircuit als docent en onderzoeker in het jongerenwerk. Ik was overspannen omdat de term burn-out nog niet was uitgevonden. En juist in die periode werd ik voor een belangrijk deel gevormd voor de herintreding in de welzijnssector.
‘In between jobs’
De factor arbeid was in de periode ‘ in between jobs’ nooit afwezig. Het grote verschil was alleen dat ik compromisloos werk deed waar ik als kind al van droomde. Ik scharrelde wat in de kringloopwereld, kocht en verkocht onverwoestbare Mercedes bestelwagens, ontwikkelde mij als beeldend kunstenaar en zette met vrienden een ‘stiltecentrum’ op in Zuid Frankrijk. Genoeg werk om daar nog meer overspannen van te worden. Maar het was ‘fun’ gekoppeld aan taaie periodes omdat ik graag wilde ontdekken wie of wat ik ‘Ben”. En dat niet vanuit een zoektocht naar een persoonlijke identiteit, maar vanuit de mystiek van het “Zijn’ op aarde. Dat klink wellicht aanlokkelijk, maar het zette ook alles dat voorheen als ‘waar’ werd aangenomen op losse schroeven. En dat voelt in het begin knap onzeker.
Schrikken
Die vorming kantelde mijn wereldbeeld en ook mijn kijk op de zin en de onzin van welzijnswerk. Dat was wel even schrikken. Ga maar na.
Kent u een arbeidssector waarin vakliteratuur nauwelijks een rol van betekenis speelt? Waarin taaie maatschappelijke vraagstukken te lijf worden gegaan met tijdelijke projecten die zelden worden geëvalueerd. Waar incrowd jargon wordt gebezigd waar bewoners kromme tenen van krijgen. Waar autonomie en eigen initiatief van de werkers ‘in het veld’ worden gefrustreerd door marsorders vanuit de eigen organisatie of de overheid, die geheel eigen belangen hebben.
Waar de omloopsnelheid van de werkers in buurten en wijken vaak onvoldoende continuïteit garandeert. Dat bekwame en bevlogen werkers daardoor een ander beroep kiezen. Dat de sector groeit en krimpt op de golven van de economische conjunctuur, waardoor een lange termijnvisie zich nauwelijks kan ontwikkelen. Dat de instellingen er nauwelijks in geslaagd zijn, om door de schotten van de eigen organisatie integraal samen te werken, waardoor er een versnipperd welzijnslandschap is ontstaan. Samengevat noemden mijn collega’s en ik dat altijd: ‘Afzien in de welzijnssector’.
Woede
Dan kun je beter in tweedehands bestelbussen handelen of rommelen in de kringloopsector, zou je denken. Maar waar ik eerder werd geleid door een verterende woede over ongelijke maatschappelijke kansen, schopte tegen heilige huisjes, wilde zagen aan de poten van incompetente leidinggevenden, kankerde op werkers die de kantjes er vanaf liepen, moest ik nu erkennen geheel machteloos te zijn om wie of wat dan ook te kunnen veranderen. En dat uitgerekend na een universitaire studie in de ‘veranderingskunde”.
Om voorbij alle methodieken en theorieën eindelijk eens open te gaan kijken wat buurtbewoners beweegt, waarvan ze dromen, hoe ze vanuit een vaak wrokkige kijk op hun leefsituatie de kracht kunnen vinden om te werken aan een fijner leven.
Ontscholen
Mijn ‘ontscholing’ vormde de eerste stap in het leerproces van het veelgenoemde ‘nieuwe werken’ in de welzijnssector. Die ontscholing zou ik voor alle professionals wensen, die nu op basis van een door de overheid ‘gedwongen’ transitie moeten meebewegen binnen de overlevingsstrategieën van instellingen die vaak meer naar binnen dan naar buiten gericht zijn. En links en rechts worden ingehaald door lokale initiatieven van bevlogen burgers die de kracht van het collectief hebben ontdekt om in buurten en wijken het verschil te maken.
‘Leerproces’
Met de samenwerking van ‘traditionele’ welzijnsprofessionals en betaalde ‘professionele buurtbewoners’ kan er een wederzijds leerproces op gang komen, dat wezenlijk bijdraagt aan de noodzakelijke inhoudelijke transitie van de sector.
Mijn analyse is dat veel instellingen hier niet op zitten te wachten. Mijn voorspelling is dat ze vernieuwende tendensen niet kunnen tegenhouden, omdat deze bottom up door hun eigen ‘doelgroepen’ worden afgedwongen.
En dat maakt mijn werk uitdagender dan ooit.