Afscheid van mijn wapen

Afscheid van mijn wapen

Tandenknarsend heb ik nooit geschreven. Wel werd in menig blog over de welzijn en zorgsector, waarin ik met wisselend succes mijn brood verdiende, mijn verbazing en ergernis over tal van gemiste kansen en falend beleid breed geëtaleerd.

Voor dat de woorden sleets worden en ik in herhalingen dreig te vervallen, wordt het tijd om afscheid te nemen van mijn wapen. Liever schrijf ik nog over zaken die mij positief raken en ver verwijderd zijn van de behoefte om in woord en geschrift enige invloed uit te oefenen op het reilen en zeilen van een sector die gebukt gaat onder een ontstellend gebrek aan visie, durf en creativiteit.

“Afzien de in de welzijnssector”

“Afzien in de welzijnssector” noemden mijn collega’s, waarmee ik een onderzoeksbureau in de jaren ’70 van de vorige eeuw runde, onze poging om dicht op de weerbarstige praktijk van het jongerenwerk de methodische groei van dat werk vanuit een consequente bottom up benadering te versterken.

En vonden steevast gehoor bij de jongeren, veldwerkers en de bewoners in de buurten waar we werkzaam waren, alsmede de weerstand bij instellingen en lokale overheid.

Op de schop

In die periode, waarin alle bestaande maatschappelijke verhoudingen op de schop gingen was onze speelruimte destijds groot. Zo stuurden wij in een stadsdeel van Amsterdam alle begeleiders van vier elkaar beconcurrerende welzijnskoepels gewoon naar huis en organiseerden een nieuw niet hiërarchisch samenwerkingsverband voor de direct betrokkenen. Met veldwerkers ontwikkelden we zo de nieuwe werkwijze van het ‘jongerenopbouwwerk’ en moesten vervolgens met de welzijnsdirecties en ambtenaren om de tafel om beleidsmatig ruimte te krijgen deze breed te kunnen toepassen. Op inhoud en kwaliteit werd die slag gewonnen, daarbij gesteun door statistische gegevens die lieten zien dat de jeugdcriminaliteit in ‘ons’ stadsdeel significant was gedaald. Deze kon weer gaan stijgen toen een paar jaar later de bezuinigingsgolf van de jaren ’80 van de vorige eeuw de helft van alle veldwerkers wegvaagde. Gemeentepolitiek is doorgaans een kwestie van korte termijn en verdraagt zich niet met de noodzaak om structurele verankerde heftige thema’s op basis van een duurzame diepte investering aan te pakken.

Sprekende computer

De geschiedenis heeft zich inmiddels talloze keren herhaald. De meest recente herhaling is zichtbaar bij de huidige Transities rond welzijn, zorg en participatie.

Wijkteams van hulpverleners zijn opgericht  om de zorg dichter bij de ‘minder zelfredzame’; burger te brengen, maar deze teams kunnen alleen bereikt worden door een gemeentenummer te bellen waarbij je door een computer ‘te woord’ wordt gestaan. “U zei Amsterdam, is dat juist?”. “Nee, ik zei godverdomme Amersfoort, maar laat maar zitten!”

Moet ik daar nog over schrijven?

Zurig karakter

Het is beter te stoppen voordat mijn teksten een zurig karakter krijgen. Dit land is al vergeven van de analyses over de ontevredenheid en het diepe wantrouwen rond beleid en politiek dat diep geworteld is bij een groeiende groep zich ‘niet begrepen’ voelende groep burgers.

Wat overblijft

Wat overblijft is mijn vertrouwen in het kleinschalig en intensief werken met bewoners, buurtprofessionals en ambtenaren die zich willen committeren omdat ze verder durven te kijken dan hun eigen of hun instellingsbelang. Die de uitdaging van het werken door de schotten van alle gesegmenteerde belangen aandurven omdat dit de enige mogelijkheid is om een kwalitatief goed en duurzaam product neer te zetten.

Dan wordt het werk een feest en is het gemakkelijker de hardnekkige hobbels te nemen die het werken aan de onderkant van de samenleving nu eenmaal met zich meebrengen. En dat alles in de volledige acceptatie dat ik onmachtig ben wie of wat dan ook te veranderen. Maar wel met de kennis van een Chinese wijsgeer, die ooit zei: “Eerst waren er geen wegen op aarde. Maar wegen ontstaan als veel voeten in dezelfde richting lopen”.

Reacties

Reacties