Kunst maken? Ja, omdat het moet, verdomme (4)

Kunst maken? Ja, omdat het moet, verdomme (4)

 

( Feuilleton, waarin we Willem S. volgen op zijn capriolen om zich vanuit de WAO tot een gerespecteerd beeldend kunstenaar op te werken. Aflevering waarin Willem in zijn eerste artistiek-existentiële  crisis belandt)

In de buurt waar Willem woonde was de afstand tot de arbeidsmarkt vergelijkbaar met de afstand tot de kunsten. Kunst was iets voor mensen van buiten de buurt.

Sterker nog in het dagelijks idioom van de 1000 woorden die in de buurt het meest gesproken werden, kwam het woord ‘kunst’ in het geheel niet voor. En had je aan bewoners gevraagd welke associaties het woord kunstenaar bij hen opriep, dan had je standaard reacties gekregen als: “Mafketels, die niet eens met hun eigen kwast om kennen gaan”, “Vage figuren, kladderaars die dingen maken die mijn kinderen beter kennen”, en “Kunstenaars benneh mensen die mooi kennen lullen, maar nog beter kunnen eten, van onze belastingscenten!”

Het is dan ook niet zo vreemd dat Willem zijn nieuwe hobby aanvankelijk beperkte tot het neuzen in boeken over kunst. En alleen al in dat proces ging er een wereld voor hem open. Met een onverzadigbare honger stortte hij zich op zijn uitgebreide collectie, die een periode besloeg van meer dan 20.000 jaar kunstgeschiedenis.

Zo surfte hij  van de prehistorische grottekeningen van Lascaux naar het abstracte werk van Wim de Kooning en Jackson Pollock met een lees- en kijkwoede waar Bep, zijn partner zich zorgen over ging maken.

Magische wereld

Willem werd stil in huis. Normaal gesproken was hij al geen man om veel te praten over gevoelens, maar nu leek hij meer op een oester.

Dat was niet zozeer uit omwil als wel onmacht, omdat het Willem ontbrak aan de juiste woorden om de emoties en gedachten weer te geven die hem bestormden.

Willem was de weg naar binnen ingeslagen en doolde door een magische wereld die hij als kind veel te snel achter zich had gelaten. En ook al begreep hij vaak ‘de ballen’ van het werk van moderne kunstenaars, hij voelde als geen ander de liefde, passie, de strijd en de verbetenheid waarmee dat werk tot stand was gekomen.

Woeste bergbeken

Het maakte hem van binnen rijk maar ook eenzaam en het vervreemde hem in korte tijd van zijn omgeving. Intuïtief voelde hij dat er iets moest gebeuren. Maar concreet kon hij niets te bedenken. Zijn onderbewuste was als een Assepoester door de kunsten wakker was gekust.  Beelden en associaties stroomden als woeste bergbeken door zijn lichaam. Het water steeg en steeg en de dam van het ‘ik’ die normaal in staat is de kracht van het onderbewuste te beteugelen, dreigde te bezwijken. Nog voor Willem ook maar een streep op het papier had gezet, had hij zijn eerste artistiek-existentiële crisis al te pakken.

Dan mag je hopen dat er iemand in de omgeving is die dat herkent.

Ode aan de vrouwen

Het was Bep, die wat er met Willem aan de hand was, weliswaar niet herkende, maar wel praktisch en intuïtief aanvoelde dat er gehandeld moest worden. Ode aan de vrouwen, die niet kunnen invoelen waar hun emotioneel gesloten partners uithangen, maar wel als een rots in de branding weten wat er gebeuren moet.

Beppie wist dat praten niet hielp, omdat Willem in een bizarre wereld terecht was gekomen die de hare niet was. Dus ging ze op zoek naar iemand die wel in staat was de deur te openen naar de geblokkeerde binnenwereld van haar man, ook al zou ze daar nooit deze woorden aan gegeven hebben.

Buurtwerker

Dus ging zij langs bij Marcel, de buurtwerker, die een kantoortje had in de buurt en die zonder dat hij ooit één compliment kreeg, in stilte door die buurt op handen werd gedragen. Een buurt die niet van ‘slijmen’ hield, en waar het woord ‘compliment’  geen deel zal uitmaakte van het dagelijks gebezigde idioom van 1000 woorden.                   Marcel hoorde Bep rustig aan, was even stil en zei nuchter: ”Zo dus het wordt tijd dat ik eens bij Willem op de koffie ga”.

Hoe hem dat verging, leest u in de volgende aflevering.

 

 

Reacties

Reacties