Leven als een vat vol tegenstellingen

(foto: Dualiteit, 60 bij 60 cm)
Ik weet het nog goed. Ik gaf les jongerenwerk aan HBO studenten, in een tijd dat het linkse gedachtegoed norm was binnen het onderwijs. Als je je daar niet aan conformeerde had je een vet probleem.
Gezamenlijk waren we op zoek naar alle maatschappelijke krachten die stonden voor repressie en het scheppen van ongelijke kansen. Tot op een dag een zeer getalenteerde studente mij voorzichtig kwam vertellen te hebben gekozen voor de officiersopleiding van de politie. De onderdrukker bij uitstek.
Mijn waardering voor de inzet en kwaliteit van deze student won het van een snel oordeel over een ‘foute keuze’. Gaandeweg het gesprek kantelde de relatie. Ik werd de leerling, die met bewondering luisterde naar het zelfonderzoek van deze student, die een scherp pleidooi hield voor het recht om te leven met ogenschijnlijke onverenigbare tegenstellingen. Daarvoor was ze zelfs te rade gegaan bij moderne filosofen.
Vrouwenkleren
Was het niet Foucault, die overdag doceerde aan de Universiteit en ‘s avonds in vrouwenkleren de lichtstad afstruinde?
Onder de dictatuur van de bijna ondoordringbare laag van oordelen omtrent goed of fout, die binnen groepen conformerend gedrag moeten afdwingen, was de student zelfonderzoek gaan doen, Ze was door een crisis gedaan en had daarmee het fundament gelegd om botsende delen binnen haar persoonlijkheid te gaan accepteren.
Zen monnik
Het was jaren later, dat ik met een vriend naar Frankrijk reed. Hij kende mij beter dan ik mijzelf. En kon met een statement genoeg materiaal aandragen voor reflexie en inzicht voor de duur van een jaar. In die auto, reageerde hij op een verzuchting van mij met : “Het is voor Daan ook niet gemakkelijk. Er zit een strenge Zen monnik in jou, die zichzelf niets toestaat, maar ook een flierefluiter, een levensgenieter die niets hoeft te presteren. Die twee vechten elkaar de tent uit, terwijl ze zoveel van elkaar kunnen leren. Als zij nu eens vriendjes konden worden?”
Rood lampje
Inmiddels is het gevecht gestaakt. Als er iets smeult onder de oppervlakte, gaat er een rood lampje branden. Wordt het tijd om als onbevangen toeschouwer te kijken naar het vat vol tegenstellingen dat ik – uiteindelijk- niet blijkt te zijn. Begrijp me goed, ik ga niet beweren dat de Zen monnik zijn klooster voorgoed verlaten heeft, noch dat de levensgenieter de rest van zijn leven met een glas witte wijn op een terras wil rondhangen. Heel dikke vrienden zijn het misschien niet geworden, maar ze begrijpen elkaar en gunnen elkaar hun eigen-aardig-heden. Als de een weer eens te streng wordt voor zichzelf, sleept de ander hem in kroeg in. En omgekeerd. Daarmee is een ‘persoonlijke’ strijd op leven en dood getransformeerd tot een humoristisch spel van twee “baasjes’, dat moeiteloos worden gevolgd door dat wat ik ten diepste blijkt te zijn. Maar dat wat geen naam heeft.
Waarnemendheid
De mooiste benadering van dit universele verschijnsel, dat in ieder mens aanwezig is, wordt gevonden met het woord ‘waarnemendheid’. Daarmee is de weg vrij gekomen voor een geheel ander besef omtrent de vraag wie of wat ik ben. Wat zich ooit voor deed als persoonlijke zoektocht naar zin en betekenis in dit bestaan, met alle strijd en emoties vandien, wordt geleidelijk en liefdevol opgelost in een onpersoonlijke ‘waarnemendheid’.
In mijn ogen de grootste kosmische grap die er bestaat. Maar wel een die zich onttrekt aan oordelen of verdient kan worden met ‘goed’ gedrag of mega inspanningen. Zich niet in woorden laat vangen. De monnik, de monnik laat zijn, de levensgenieter de levensgenieter.
Maar ga dat maar eens uitleggen.