Kunst maken? Ja, omdat het moet, verdomme (6)

( Feuilleton, waarin we Willem S. volgen op zijn capriolen om zich vanuit de WAO tot een gerespecteerd beeldend kunstenaar op te werken. In deze aflevering zien we Willem worstelen in zijn jeugd, iets waar hij zelf liever over zwijgt)
Ware kunst ontstaat van binnen. Het baant zich, als de omstandigheden willen meewerken, een weg naar buiten. Soms kan dat jaren sluimeren, omdat het gistingsproces niet wordt herkend en erkent.
Dan heb je geluk als je iemand ontmoet die dit proces wel opmerkt en de deur op een kier zet naar een scheppend bestaan, dat eerder slechts leek voorbehouden aan een paar uitverkoren. Willem had dat geluk toen Marcel, de buurtwerker, hem precies het duwtje gaf dat hij nodig had. (zie aflevering 5)
‘Kliederen met verf’
Groei je op in een gezin, waar ‘cultuur’ net zo belangrijk wordt gevonden als eten en drinken, waar je op school leert kijken naar een schilderij en mag verwoorden wat je daarbij beleeft, zonder dat je word uitgelachen, waar in vakanties musea en kastelen worden bezocht, dan is het niet vreemd als je aangeeft later een creatief beroep te willen uitoefenen.
Groei je op in een gezin, waar een verkleurde reproductie van ‘Hertje van Han van Meegeren’ [1] in de huiskamer de enige verwijzing vormt naar iets dat in de verte ‘kunst’ zou kunnen zijn, waar het vak tekenen op de lagere school gelijk staat aan ‘kliederen met verf’ en waar vakanties zich beperken tot een dagje verbranden op het strand, dan moet je niet opkijken dat een ‘eerlijk beroep als ambachtsman’ het hoogst haalbare lijkt.
De mythe van gelijke kansen
Willem moest altijd glimlachen als hij politici op de TV de leugen van de ‘gelijke kansen’ hoorde bezigen. Hij wist beter. Zijn pa was timmerman, zijn moeder poetsvrouw bij het gezin van een notaris en de grootste luxe die het gezin zich kon permitteren, in de vorm van de bejaarde Volkswagen kever, stond te roesten voor de deur. De tweede luxe van een meer destructief karakter was het drankgebruik dat Pa er op na hield en dat extreme vormen aannam toen Willem’s moeder na een kort ziekbed overleed. Verdriet, boosheid en stuurloosheid werden gesmoord met kratten bier en baanden zich bij tijd en wijle een weg naar buiten in de onbeheerste woedeaanvallen waar Willem al snel van het stille slachtoffer van werd.
“Horen, zien en zwijgen”
Dit huiselijk geweld was natuurlijk ook hoorbaar door de dunne wanden die hen van de buren scheidden. Maar deze conformeerden zich liever angstvallig aan de buurtcode van ‘horen, zien en zwijgen’. Zo ontdekte Willem op jonge leeftijd dat de onderlinge hulpvaardigheid en solidariteit waar de buurt om bekend stond niets meer of minder was dan een mythe.
‘Gelukkig’ kreeg Willem hulp uit onverwachte hoek: zijn Pa kreeg een hersenbloeding en keerde na een lange revalidatie met een halfzijdige verlamming in een rolstoel terug naar huis. Waar hij dacht de draad weer op te pakken en Willem opdroeg voor bier te zorgen. In plaats daarvan kreeg hij een flinke draai om zijn oren. “Het is afgelopen met drank ouwe, vanaf nu ben ik de baas in huis en als je dat niet bevalt, dan kies je toch een ander adresje”. Het pleit voor Willem dat dit de enige keer in zijn leven was dat hij met een ‘pedagogische tik’ orde op zaken stelde. Zalig zij, die gebukt gingen onder geweld, maar dit geweld niet doorgeven.
Geklaag
Zo ging Willem op jonge leeftijd voor zijn vader zorgen. Brak zijn schoolopleiding af, kreeg een baantje in de bouw en zag zijn vader in korte tijd transformeren tot een zielig hoopje zelfbeklag. Toen het geklaag Willem uiteindelijk de keel uitkwam, bracht hij een bezoek aan de huisarts en gaf aan zijn vader met rolstoel en al in de plomp te rijden als er niet snel iets gebeurde. Dat bleek een voldoende indicatie voor een opname in een verzorgingstehuis, waardoor Willem op twee en twintig jarige leeftijd van de woningbouwvereniging toestemming kreeg om in het ouderlijk huis te blijven wonen. Het bleek dat zijn ouders hem al bij zijn geboorte voor een woning hadden ingeschreven.
Met de haren uit het moeras
Niet veel later dook Bep op in zijn leven, temeer daar zij ook thuis geen leven had. Iets waarover ze liever niet sprak. Voor hij het goed en wel besefte was Beppie bij hem ingetrokken en waren ze getrouwd.
Het was niet bepaald een relatie ontstaan uit romantiek. Maar als je een maatje vind die zich samen met jou met de haren uit het moeras wilt trekken, dan kan door al dat getrek best een hechte band ontstaan. Die vaak weer onder druk komt op het moment dat een van de partners leert om op eigen benen te staan. Maar dan zijn we 15 afleveringen verder.
Willem had liever gezien dat ik had gezwegen over een jeugd, die hij nooit gehad heeft: “Mijn binnenwereld met al haar herinnering, is mijn exclusieve bezit”.
Wat mij als schrijver opvalt is dat in deze aflevering geen spoortje humor te ontdekken valt, al moest ik zacht grinniken om de dreun die Willem zijn invalide vader verkocht. Soms wordt iemand die als dubbeltje geboren is toch een kwartje. En gaat artisticiteit -ondanks alle obstakels- alsnog bloeien. Ik ben dol op die zeldzame laatbloeiers. Voor hen is dit verhaal geschreven.
[1] https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/5957/stille-getuigen-de-hertjes-van-han-van-meegeren.html