De last van het creatief scheppen

Graag geef ik het toe, het is een luxeprobleem. Mijn tweede professie als kunstenmaker levert als onvermijdelijk bijproduct een aantal winkeldochters op die in het atelier staan te verstoffen. En dat terwijl ik ruimte wil scheppen om vanuit een lege ruimte nieuw werk te maken, dat een breuk vormt met oud werk. Werk dat eerder ambachtelijk is dan het predicaat ‘kunst’ in zich draagt. Hoe fijn is dat !
Eerst begon ik met het gemakkelijk gedeelte: het lozen van de erfenis van mijn hoofdprofessie waarin ik vooral in kansarme buurten en wijken te vinden was.
Dus begon ik met de aanschaf van een papierversnipperaar, die ordner na ordner, dossier na dossier, publicatie na publicatie vermaalt tot vrolijke confetti die ik het liefst vanuit een hoog gebouw over de stad had willen uitstrooien. Dat versnipperen had ook een therapeutische werking.
Gulzige mond
Eerst is er de verbazing over alle zaken waar ik mij de afgelopen jaren druk over heb gemaakt. Gevolgd door de vreugde om alle woorden te zien verdwijnen in de gulzige mond van het apparaat. Veel van die woorden werden gevoed door maatschappelijke woede, omdat het werken aan de onderkant van de samenleving nu eenmaal een niet te stuiten inspiratiebron is van ergernis, verbijstering en gemiste kansen.
Niet dat mijn ‘doelgroep’ daar veel wijzer van geworden is. Die heeft vooral baat bij het ontdekken van het eigen vermogen om in verbinding met ‘lotgenoten’ situaties te kantelen. De eerste stap in dat proces is het durven loslaten van de vereenzelviging met de rol van slachtoffer. Gevolgd door de professional die afrekent met de beroepsmatige indoctrinatie van het willen ‘helpen’.
5 euro de kilo
Nu aan mijn maatschappelijke versnippering een einde komt, gevolgd door een rigoureuze selectie van boeken die ‘er nog toe doen’ en de schappen van mijn boekenkast steeds meer ogen als een vrijwel tandeloze mond, komt nu de niet verkochte kunst aan de beurt.
En remmen dilemma’s iedere dadendrang.
In het verleden zette ik mijn zware zinken schilderijen nog wel eens aan de straat, inclusief een weegschaal met de tekst ‘5 euro de kilo, vervoer zelf regelen’. Dat werkte uitstekend, temeer op de achterkant van die producten nog kaartjes zaten van een galerie, die er gemiddeld zo’n 1000 euro voor vroeg.
In het digitale tijdperk bood ik nog wel eens een gratis schilderij op Facebook aan, kreeg leuke reacties maar geen serieuze kandidaat die de moeite nam het op te halen.
Afgezien van het schenken van een werkje aan intimi, voelt het weggegeven van producten waaraan veel arbeid en materiaalkosten verbonden zijn, niet goed. Zelfs een wankel evenwicht ontbreekt.
Restafval
Dat vroeg om een creatieve aanpak. Die vond ik met een vriendin in het project ‘Art for free’, waarin we op drukbezochte plekken in de stad onze kunstproducten achterlieten, om op afstand met de camera te filmen wat het publiek ermee zou doen. In de hoop dat er liefhebbers waren die onze producten mee naar huis zouden slepen. Daarvoor vroegen we een bescheiden gemeentesubsidie aan, die werd afgewezen omdat in de ogen van de kunstcommissie het project niet voldeed aan hun verheven artistieke criteria. Kunst moet immers wel ‘serious business’ blijven.
Dus komt de container van de vuilstort waarop het bordje ‘Restafval’ staat steeds dichterbij.
Loslaten
Gelukkig kan ik mijn dilemma van de dragen van de last van het creatief scheppen in een bredere context plaatsen van het proces van het ‘loslaten’. Met als beloning een leeg en opgeruimd atelier, waar Niets mij herinnert aan dat wat ooit was.