Afscheid van mijn werk: het laatste duwtje

Begin 2018 krijgt mijn carrière in welzijnsland een voortijdig einde. Een financiële ramp is dit niet. Al enige jaren geniet ik van een AOW en een klein pensioen dat hoger ligt dan de inkomsten uit de jaren van economische crisis toen er fors bezuinigd werd op onderzoek en advies binnen mijn werkveld.
En als ik eerlijk ben moet ik toegeven niet meer geschikt te zijn om als professional binnen de sector van welzijn en geluk te acteren.
Ik heb namelijk de hinderlijke eigenschap dat ik mij druk kan maken over de kwaliteit van het werk, gekoppeld aan een consequente bottom-up benadering, die het primaat van verandering bij bewoners legt, los van de onvermijdelijke kretologie van beleidsnota’s en de verlammende werking van het management in de sector.
Ook stam ik uit een periode dat veldwerkers nog verstoken waren van digitale communicatie en het dus geheel moesten hebben van het face to face contact met de burger. Dan werd snel genoeg duidelijk wie het verschil kon maken en wie beter kon doorstromen naar een ander beroep.
9 tot 5 mentaliteit
Het was de periode dat het werk geen ‘9 tot 5 uur’ mentaliteit kon verdragen, dat je de tijd nam voor vriendschappelijk contact met collega’s om te ontdekken dat een hechte informele samenwerking zoveel meer rendement oplevert.
De autonomie van de werkers aan de basis was destijds vele malen hoger dan de huidige werksetting toestaat, met steeds nieuwe marsorders van boven, met een overheid die uit regie- en controlebehoefte voortdurend gevoed wil worden met nietszeggende rapportages.
Onorthodox
Vielen de collega’s die mij destijds het vak leerden op door originaliteit, non-conformisme en het vermogen om onorthodox te handelen als de noden en behoeften van de doelgroep daarom vroegen, de professional anno 2018 kleurt bij voorkeur binnen de lijntjes. Hij/zij conformeert zich binnen de organisatie en weet dat openlijke kritiek snel gelijk staat aan baanverlies.
Zo ontstaat een nieuw type professional die op een veel grotere afstand van de doelgroep moet functioneren dan voorheen, die nauwelijks in staat is om door de nauwe grenzen van het eigen domein de verbinding te zoeken met professionals uit de andere sociale domeinen, ook al bezingen alle beleidsnota’s de lof van het ‘integraal werken’.
De kunst van het overleven in deze sector is vooral het eigen straatje schoon te vegen. Gebukt onder de van boven opgelegde conformeringdruk verliezen werkers steeds meer hun kritisch reflecterend vermogen, volgen organisaties vooral het instellingsbelang en heeft de overheid haar greep op het werk disproportioneel versterkt.
Kloof Juist in een periode waarin de zorg over de steeds groter wordende kloof tussen de onderkant van de samenleving en de maatschappelijke midden- en bovenlagen toeneemt, zijn nabijheid en continuïteit in het contact met kansarme doelgroepen essentiële ingrediënten om machteloosheid en isolement te doorbreken.
Binnen de nieuwe marsorders van het welzijnswerk zijn het nu de burgers die in beweging moeten komen, die (mede) verantwoordelijk worden gemaakt voor het werken aan een fijn en veilig leefklimaat in buurt en wijk.
En ontstaan er stapje voor stapje buurt- en wijknetwerken van vooral hoogopgeleide 55 plussers die een nieuwe elite dreigen te gaan vormen binnen de wijkontwikkeling.
Zij zijn in staat zich door de complexe digitale subsidieaanvragen heen te worstelen om bij de pot met geld te komen van de wijkbudgetten. Hetgeen snel tot valse prikkels kan leiden.
Ook dienen zij -geheel ongevraagd- getraind te worden in de noodzakelijk geachte vaardigheden die het vrijwilligerswerk tegenwoordig eist. Daarvoor worden dan ‘campussen’ en vrijwilligersacademies opgetuigd.
Uit zicht Veldwerkers worden facilitator of coach, jongerenwerkers die voorheen op straat te vinden waren worden nu binnen het regulier onderwijs ingezet.
Vergeten wordt dat binnen deze tendens het juist de maatschappelijke afhakers zijn die steeds minder bereikt worden. Deze raken ook snel uit zicht bij de hulpverlening die pas na een lange bureaucratische intake in actie komt, of komen in beeld als zich al ernstige calamiteiten hebben voorgedaan.
Volkomen ongeschikt Dat alles om tot de conclusie te komen dat ik volkomen ongeschikt ben om nog binnen deze werksoort te kunnen en willen functioneren.
Het laatste duwtje voor het vertrek werd daarbij gegeven door enkele gemeenteambtenaren en een welzijnsdirecteur die top-down besloten om ons voortijdig te laten vertrekken uit een project dat we in de loop van 2018 aan de bewoners wilden overdragen. Zij nemen het werk per direct over, maar hebben niet het flauwste benul dat daar de werkhouding, de inzet en de dienstbaarheid bij komen kijken, die ons in een ver verleden zijn bijgebracht en waaraan we trouw willen blijven.
Een inzet die anno 2017 blijkbaar niet meer past binnen het ‘professioneel werken nieuwe stijl’.