Het moet niet gekker worden (slot): Het is slechts genade

Een blog voor mijzelf. Gekker moet het niet worden. Ik was in gesprek met Daan V. Het liefst deed ik dat in de vorm van een interview. Ik stelde kritische vragen aan Daan V. en was benieuwd naar zijn antwoorden. Maar inmiddels is de interviewer afgehaakt.
Het is meer dan dertig jaar geleden dat Wolter Keers de Advaita-vedante naar Nederland bracht. Op de site www.advaita.nl/interviews.htm trekken anno 2018 een onwaarschijnlijk aantal zelfgeproclameerde non-dualistische leraren in lange interviews voorbij. Ooit probeerde ik het kaf van het koren te scheiden. Maar ben daar snel mee opgehouden. Deels omdat het mij niet past om te oordelen en deels omdat het mij niet lukte de meeste video’s uit te kijken.
Ook heb ik nooit geshopt in het grote aanbod van satsangs, want was gezegend met twee vrienden die zich als leerling van het HBO Social work hadden ‘getransformeerd’ tot informele docent in de veranderkunde van een hogere orde.
Dat brengt mij op de actuele vraag in hoeverre je een leraar nodig hebt op het glibberige pad van wat de ‘verlichting’ wordt genoemd. Een actuele vraag, mede gezien een recent themanummer van het non-dualistische tijdschrift Inzicht.
Ga ik bij mijzelf te raden, dan zie ik een -vermeend- lang proces waarin mijn gidsen geleidelijk ophielden mentor te zijn, een proces dat zich bijna onmerkbaar voltrok.
Dat voelde vaak als een ‘gewoon contact’ omdat er vriendschappelijk met elkaar geleefd werd, werd gelachen, werd gegeten en werd gewerkt.
Een sfeer van heiligheid was daar ver te zoeken. Wel was voortdurend voelbaar dat alles was ingebed in wat Wolter Keers heeft omschreven als ‘Waarnemendheid’. Daarbinnen mocht ik in heel wat valkuilen donderen en heb ik mij aanvankelijk ook behoorlijk uitgesloofd om mijn mentoren te pleasen. Iets dat systematisch werd genegeerd en als een boemerang op mij terugsloeg.
Het is zinloos gespeculeer, maar mijn intuïtie zegt dat het met alleen wat boekjes en wat gesatsang toch wel wat anders gelopen was. Gelul natuurlijk omdat het Bewustzijn haar eigen plan trekt en ik er op vertrouw dat iedere oprechte zoeker precies het scenario krijgt dat passend is voor hem of haar.
Wat mij wel bezig houdt is de wijze waarop cultuurinvloeden ook het onderricht in het non-dualisme niet onberoerd laten. In India, de bakermat, waar van een bevrijde seksuele cultuur bepaald geen sprake is, kleefden noodgedwongen tal van normeringen aan de didactiek van het non-dualisme. Seksuele onthouding, stond in het kader van het ‘passeren van verlangens’ hoog in het vaandel. De sporen daarvan reisden aanvankelijk mee naar Europa.
De harde overdachtcultuur van het Zenboedhisme in Japan decimeerde een hele generatie leerlingen die in WO II als kamikazepiloot op bevel van hun goeroe de oorlog in werden gestuurd. Recent zien we in Birma boeddhistische monniken misdaden tegen de menselijkheid op een religieuze minderheid rechtvaardigen.
In onze – zogenaamde- hoogontwikkelde westerse cultuur waarin maatschappelijke en technologische veranderingen zich in een ijltempo voltrekken moet de ‘verlichting’ tegenwoordig na een paar satsang-sessies wel binnen het bereik komen.
Het doet me denken aan de jonge vrouw die mij vertelde spontaan ‘geheel Verlicht te zijn geworden’ na het zien van een foto van de liefdevolle Ramana Maharshi.
In een samenleving waarin het individualisme tot op grote hoogte is gecultiveerd en houden van Jezelf gemakkelijk wordt verward met plat narcisme is het niet eenvoudig om van de persoonlijke definitie van het zijn in een onpersoonlijke Waarnemendheid terecht te komen. En daarbij te ontdekken dat er nooit sprake is geweest van een handelende persoon.
Juist het ondergaan van de collectieve euforie met een hoog ‘spiritueel trillingsgetal’ die een satsang kan oproepen kan zoekers in grote problemen brengen omdat ze wanhopig op zoek gaan naar een nieuwe piekervaring. Dat kan behoorlijk verkeerd aflopen.
Daarom wens ik iedereen op het pad dat volgt op de vraag ‘Wat ben Ik’ de vrienden/ leraren toe, die ik op mijn weg vond of beter nog die mij liefdevol werden toegewezen. Hun informele onderricht, ont-daan van iedere vorm van heiligheid, dat moeiteloos overging in kameraadschap, was wellicht de enige vorm van didactiek die paste binnen mijn vermeende complexe persoonlijkheid die met de jaren die volgden geen bestaansrecht bleek te hebben. Een -vermeende- persoonlijkheid die weliswaar nog wat mag spelen in en rond het goddelijk huis, maar drommels goed weet dat hij het wonder van er helemaal mogen ‘Zijn’ niet meer kan opeisen.
Het is ‘slechts’ genade, die telt.
En daarmee zijn de laatste woorden gesproken.