Reisverhalen Spanje: wandelen in de Sierra Nevada (1)

Niets scherpt mijn blik meer dan de dagen dat ik in de bergen ben.
Ver van huis, de ochtenden fris met de lucht van vrieskou, die geleidelijk wordt verdreven door de zon die besneeuwde bergen in een rosse gloed zet.
In de prikkelende kou drink ik op het terras mijn eerste koffie en luister naar de weinige geluiden om mij heen. Een vogel die een aarzelende start maakt. Een kerkklok in het dal die het vertikt de juiste tijd aan te geven. De doffe nagalm doet vermoeden dat er een forse barst in het brons zit. Dan volgt het ritmisch gehamer van een boer die zijn paarden bij een malse graasplek vastzet met een metalen pen in de aarde. Over het hobbelige zandpas komt een oude terreinwagen aangieren in een veel te lage versnelling. Nog niet zo lang geleden ging deze boer met een muilezel naar zijn land. Dan is het stil.
Het is net of iemand heeft bepaald :”OK, dat was een luidruchtig begin van de dag, maar nu allemaal weer koppen dicht”
Stilte in het hoofd
In mijn hoofd is er nog geen plaats voor de stilte. Er wringt iets. De vraag dringt zich op waarom ik naar deze afgelegen plek ben afgereisd, de steden met al hun bezienswaardigheden aan kerken, kathedralen, musea, pleinen,terrassen en markten heb gemeden die gemakkelijk alle aandacht van de toerist opeisen die geen enkele topic uit de reisgids wil missen.
Vandaag kan ik kiezen tussen het pad A of route B, die mij beiden tot aan de boomgrens brengen en een spectaculair uitzicht garanderen over het dal en de witte dorpen die tegen de heuvels lijken geplakt. Het dorpsplein dat een uitgestorven indruk maakt, nu de ertsmijn is gesloten en de jeugd elders een betere toekomst zoekt, vormt mijn beginpunt van een pad dat vanuit het zuiden helemaal doorloopt naar Santiago de C. In tegenstelling tot het noordelijke pad naar S., waarop de moderne pelgrim zich in een gestaag groeiende file naar het eindpunt begeeft, zijn wandelaars op dit pad nog uiterst schaars.
Verliefd op het landschap
Ik trof er zegge en schrijven een tanige Australische loopster, die als voormalig militair geheime missies in Azië coördineerde en na haar pensioen bij gebrek aan een fijne kerel verliefd werd op het landschap van Andalusië. Zij liep van dorp tot dorp en vond low budget onderdak bij particulieren.
Ze sprak nauwelijks Spaans en de weinige woorden die ze kende waren nauwelijks verstaanbaar door haar Australische accent. Dat soort reizigers intrigeren mij. Dat leidt tot mooie ontmoetingen, zeker omdat de dame al dagenlang niet in haar moedertaal had kunnen praten en het heerlijk vond om diep in te gaan op de achtergronden van haar levenspad.
Vergeleken met haar ben ik een mooi weer wandelaar die na een paar uur lopen weer uitkijkt naar een bakje ‘cafe con letche’ op een verlaten dorpsplein waar alleen het geklater van een fontein hoorbaar is.
Hard bestaan
De dorpen waar ik door heen kom lijken wel op een bejaardenproject voor ‘zelfstandig wonen’.
Dames op leeftijd sjokken in kleren die bij ons de kringloop niet inkwamen naar een dorpswinkel met de grootte van een huiskamer. En pauzeren op de terugweg op het plein waar ze in de zon op een bankje met leeftijdsgenoten wat keuvelen.
De mannen pakken in de kroeg zwijgzaam een neut. Niemand let op de TV die snoeihard het laatste nieuws staat te tetteren. Hun bewegingen en gezicht vertellen veel over een hard bestaan op de dorre akkers die in de vroege middeleeuwen succesvol werden aangelegd door het laatste restant moslims die alles wisten van landbouw en irrigatie. Nadat de laatste moren’ verdreven of vermoord waren ging ook hun hoogstaande ecologische kennis die het land vruchtbaar had gemaakt verloren en werd Andalusië een van de armste streken van Europa. Het kan verkeren.