Nostalgie naar het vlakke land

Jongens waren we nog. Ook al stonden we in het boerendorp als ‘de student’n ut Amsterdam’ bekend. We hadden ons een winterlang verschanst in een leegstaande boerderij op de eindeloze vlakte van het uitgeputte noordelijke Drentse land. Daar waar de fabrieksaardappelen vandaan komen. En worstelden ons door een afstudeerproject dat uiteindelijk meer dan 1000 bladzijden zou bevatten. “In die Beschrenkung zeigt sich der Meister”, was een cynisch gezegde in die tijd.
Om uiteenlopende redenen waren we de stad ontvlucht, die ons zozeer overspoelde dat de wortels pijnlijk bloot kwamen te liggen, het verlangen groeide naar een samenleving waarin verhoudingen organisch en overzichtelijk waren. Waar mensen tijd voor elkaar hadden.
We werden we op onze wenken bediend en opvallend snel opgenomen in de dorpscultuur waar kinderen een bejaarde boer met zijn voornaam aanspraken en de gemeenschap van 400 zielen meer dan 12 verenigingen had opgetuigd.
De kroeg, een kruidenierswinkel, een garage, een lagere school en een gymlokaal, het was er allemaal en als dat niet genoeg was reed je twintig kilometer naar ‘de stad’.
Onze leef- en werkplek was een oude boerderij met een inrichting die rook naar een ver verleden.
Een foto van Koningin Wilhelmina aan de muur, een versleten Perzisch tapijt op de tafel en met leer beklede stoelen die waren gemaakt voor de eeuwigheid.
Loopgraven
In die tijd waren er nog geen computers, dus ratelden de typemachines alsof we in de loopgraven een gevecht tegen de tijd aan het leveren waren. Lange vellen papier met statistische gegevens waar geen touw aan vast te knopen was bedekten de vloer en vroegen om verwerking. En altijd was er koffie in de gedeukte pot die stond te pruttelen op een oliekachel.
Bij voorkeur werkten we ’s nachts tot aan het eerste daglicht. Drie bebaarde monniken die in de ogen van de dorpsbewoners onnavolgbare rituelen achter stoere IBM’s uitvoerden, die een studie deden die niets concreets opleverde dan dat je er aardig van leerden ‘zwammen’, ouwehoeren.
“En hoe is’t met het onderzeuk?”, was een veelgehoorde vraag in de kroeg. “Het onderzeuk loopt”, was het standaard antwoord, steevast gevolgd door de reactie: “Dus…!”.
‘Allemaal geliek’
Daar in die kroeg zijn op zaterdagavonden heel wat verbroederingsfeesten gehouden, alsof twee vreemde stammen elkaar troffen rond een bezweringsformule die nog natrilt in mijn oren:”Of ie nu ut Eexterveen komt of ut Amsterdam, dat maakt allemaal niks ut, we binnen allemaal geliek”. Een bezwering die krachtiger werd naarmate de dronkenschap vorderde.
Maar helemaal ‘geliek’ waren we niet. Een zeker niet als we bezoek kregen van vriendinnen uit de stad die voor kortere of langere tijd bij ons introkken. Daarbij lieten we in het midden welk wichtje bij welke kerel hoorde, waardoor snel de roddel ontstond dat het dorp een commune rijker was geworden. In plaats dat we met pek en veren op een mestkar de gemeenschap uit gereden werden, regende het vervolgens uitnodigingen om ‘s avonds koffie te komen drinken.
Ultieme vraag
Dan was het wachten op de ultieme vraag die na het eerste borreltje steevast werd gesteld: “Hoe doen jullie dat met die wichtjes die op de boerderij zijn?” Daar heeft de gemeenschap nooit een bevredigend antwoord op gekregen. En wellicht moesten we zelf bij tijd en wijle het antwoord schuldig blijven.
Het is al lang geleden.
Tweede thuis
Wat is gebleven is de herinnering aan het boerengezin waar we destijds kind aan huis waren. Waar de eenzaamheid werd verdreven als je de woonkeuken binnen stapte en direct werd voorzien van aan bakje koffie uit de altijd pruttelende Daalderop perculator. Waar we tot diep in de nacht levensthema’s bespraken met de boer, die de milde wijsheid had om te zien dat de ‘student’n’ wel aardig konden zwammen maar ook ontheemding uitstraalden.
Met de dood van Martje, de boerin, die haar man een paar jaar overleefde, komen de herinneringen terug. Gesymboliseerd door het beeld van een enkele boom aan de horizon. Als verlangen naar een verankering , die er in de loop der jaren gekomen is. Een verankering nooit helemaal los staat van de nostalgie naar het vlakke land.
Voor Okko en Martje
Juni 2018