Oordelen over de ander: een muur van afweer rondom Niets

Oordelen over de ander: een muur van afweer rondom Niets

“Jezus, mens met je dikke reet op die scooter, schiet toch eens een beetje op of beter: GA FIETSEN !”.  Het vliegt zo mijn mond uit, zeker als ik achter het stuur van mijn auto zit.

Niemand beter dan ik in het discrimineren, oordelen, classificeren of fulmineren van, over of tegen de ander.  Het is een diep ingesleten patroon dat zich niet eenvoudig  laat ontmaskeren. Het voedt ten diepste het dualistische denken dat de wereld onophoudelijk verdeelt in botsende kampen, goed en slecht, superieur en inferieur.  

Eigen gelijk

 Met het eigen gelijk hoog in het vaandel, wordt  zo een afschrikwekkende muur opgetrokken rondom iets dat bij nader onderzoek geen bestaansrecht heeft :  een met het ‘ik’ vervlochten identiteit.

Natuurlijk kan in mij gemakkelijk verschuilen achter mijn uitstekende opvoeding. In een bourgeois gezin stond of viel het kijken naar de ander vaak gelijk aan het oordeel welke mensen wel ‘van ons milieu’ waren en welke niet. Die grenzen werden zorgvuldig bewaakt.

Schofjes

Als kind speelde ik graag in het verwaarloosde weiland achter ons huis met de schofjes uit de mindere zijstraten van de singel waaraan we woonden. Zij gingen niet naar een hockeyclub of speelden braaf met modeltreinen op zolder. Deze gasten hadden luchtbuksen waarmee ze door het hoge gras kropen om elkaar te beschieten,crosten op gestolen brommers en raaskalden in het Twents, een taal die thuis verboden was.

Maar optrekken met hen was ‘not done’ : “Waarom spelen jullie niet met vriendjes uit je eigen milieu’ heb ik eindeloos moeten horen.

Wellicht liggen in dat weiland de wortels van mijn hang naar het professioneel werken met de ‘onderkant’ van de samenleving.

Cultuur van de camouflage

Binnen ‘het milieu’ waarin ik mij wel diende te bewegen, was het oordeel over de ander wellicht nog verstikkender dan daarbuiten. Anders dan aan de onderkant van de samenleving, werd dit oordeel  overgoten door de minzame cultuur van de camouflage. Gasten werden met alle egards ontvangen. Het gouden kalf werd geslacht.  Complimenten over en weer vlogen over de tafel. Om na afloop te horen hoe er echt over hen gedacht werd. Een groter contrast is haast niet denkbaar. Voor een kind dat de jaren des onderscheid nog niet bereikt had was er maar een conclusie mogelijk:  “Ik moet wel gek zijn”.

Om veel later te zien dat die oordelen gebaseerd waren op angst: “Horen wij er wel echt bij, in de kringen waar we ons in begeven ?” In dat opzicht heb ik het veel gemakkelijk dan mijn lieve ouders: ik hoor nergens bij, maar beweeg mij gemakkelijk in de meeste kringen. En moet ik toneelspelen, dan doe ik graag bij wijze van cabaretnummer.  Ook verwijt ik mijn ouders niet met terugwerkende kracht verantwoordelijk te zijn voor mijn sterk ontwikkeld oordelend vermogen.

Onderzoek alles doch behoudt het goede

Het is eerder omgekeerd. Mede dankzij mijn opvoeding  ging ik op zoek naar de ontsnapping uit de beklemming  die van er van een groep, een ‘milieu ’ of een gemeenschap uit kan gaan.  Dat ging niet van vandaag op morgen. Zo heb ik een staalkaart aan groepen en gemeenschappen voorbij zien trekken, van christelijke sektes tot anarchistische revolutionairen, van activistische sociaal werkers tot  vergeestelijkte new-age groepen, van pretentieuze kunstenaarsgemeenschappen  tot verlichting claimende oosterse wijzen. Dat alles indachtig de Bijbelse mantra: ‘Onderzoek alles, doch behoudt het goede’.

Rode lampje

Om tot de bevrijdende conclusie te komen dat er voor het ‘goede’ of het ‘slechte’ geen ruimte is, binnen de ontdekking  geschapen te zijn binnen de Eenheid die geen ruimte biedt voor welk oordeel dan ook. Zoals ook de dikke dame op de scooter die Eenheid in zich meedraagt als belofte voor een bestaan waarin oordelen vervliegen omdat er na mijn getier in mijn auto direct een rood lampje gaat branden. En dat niet op het dashboard.

 

 

Reacties

Reacties