Oude man valt op straat

Het lijken losstaande fenomenen. Je bent voor verstrekkende milieumaatregelen om de planeet te redden, maar crost op een supervervuilende scooter door de stad terwijl de fiets in het schuurtje staat te roesten. Je gruwt van het geweld waarmee drugscriminelen de rechtstaat ondermijnen, maar kan niet zonder het instant gelukbrengende pilletje op een festival.
De aanpak van dit soort zaken is immers een taak van de overheid binnen een samenleving waarin persoonlijke vrijheid het hoogste goed lijkt te zijn. En daarmee ben je geen ‘deel van het probleem’ omdat je als betrokken burger jouw bijdrage levert door plastic te scheiden en het helemaal naar de container in het winkelcentrum te brengen. Met de scooter natuurlijk.
Moralisme
Bovenstaande tegenstellingen wakkeren steevast het soort moralisme aan waarbij de wereld wordt verdeeld in vervuilers en klimaatfanaten, ‘bewust’ levende burgers en ‘hersenloze’ consumptieverslaafden, links en rechts, optimistische technocraten en doemdenkers.
In een tijdperk van polarisatie, waarin het streven naar feitelijke onderbouwing van een standpunt niet wordt gevoed door een brede waarheidsvinding maar door selectieve ‘factfinding’ die exclusief dienstbaar is aan een ideologisch standpunt.
‘Feiten’
Dit verschijnsel is zo diep ingesleten dat van ‘feiten’ , ook als ze wetenschappelijk onderbouwd zijn, geen universele zeggingskracht meer uitgaat. Je dient ze te plaatsen binnen de ideologische context van het maatschappelijk of politiek belang dat ze dienen.
Het effect daarvan is dat veel mensen zich terugtrekken op het veilige eiland van het persoonlijk welbevinden of geluk, op grote afstand van een collectief bewustzijn dat dwingt tot kritische reflexie over maatschappelijke waarden en normen.
Ongemakkelijk
Dat laatste voelt ongemakkelijk, omdat je al snel de conclusie trekt in de praktijk niet in de buurt te komen van de verheven ethiek die je uitdraagt.
Een voorbeeld: gemeenschapszin staat hoog in mijn vaandel. Ik kan mij ergeren aan ‘aso-gedrag’ in alle soorten en maten. Echter gisteren zag ik in een stille straat een oude man vallen op het trottoir en reed door. Met als rechtvaardiging dat er een andere oude man bij het slachtoffer stond die in staat moest zijn om te helpen. Zo verzuipen er mensen in de gracht, terwijl ieder staat te kijken naar elkaar. In de het geven van betekenis aan mijn vermeende ‘bewuste’ leven, gevoed door de ‘hoogstaande’ ethiek van gemeenschapszin zitten onmiskenbaar bastjes. Het schuurt ongemakkelijk, maar gelukkig dient zich een oplossing aan.
Wie gaat jou helpen?
“Schuur maar een stevige laag van jouw ‘gemeenschapszin’ af . Je hebt je al lang genoeg druk gemaakt om het wel en wee van de ander”, zegt een stem in mij, “de komende tijd gaan er heel veel oude mensen onderuit, het wordt tijd de Zorg anders in te richten. En wie gaat jou helpen als je onderuit gaat?”.
Het is aantrekkelijk om naar die stem te luisteren. Ik poneer mijzelf als een afgescheiden individu , die los staat van de ander, als een onafhankelijke persoon, die genoeg heeft aan het tevreden werken in mijn atelier. Maar weet ook dat dit de valkuil is van een denken dat weliswaar maatschappelijk kan worden verantwoord, maar mij niet verheft boven de persoon die met een vervuilende scooter plasticafval scheidt.
Waandenkbeeld
Het waandenkbeeld een afgescheiden deel te zijn van het geheel, een golf die zich wil losmaken van de zee, vormt de kern van een wezen dat zich terugtrekt op het bijna verlaten eiland van het persoonlijk welbevinden. Een wezen dat compleet vergeten is dat hij/zij de natuur IS, de ander IS.
Een wezen dat kan ontdekken ver verwijderd te zijn van de collectieve bestemming één te worden met de schepping. Dat zich voorneemt voortaan te stoppen als een oude man valt op straat.
Zonder daar nog morele superioriteitsgevoelens aan te ontlenen.