De wilde jaren: Op de universiteit

(foto: rond 1982 komen jongeren in Amsterdam Noord in actie voor meer voorzieningen)
Kwajongens waren we. Speels en onbevangen, nog niet aangetast door de disciplinerende werking van onze universitaire omgeving. Als beginnende onderzoekers hadden we ons kleine bureau ondergebracht bij de sociaal pedagogen van de Vrije Universiteit. En voelden ons een vreemd eend in de bijt. Ga maar na, waar onze collega’s schimmig onderzoek deden door in boeken te neuzen hielden wij ons bij voorkeur op in de meest problematische buurten van de stad.
Jongeren in kwetsbare buurten
Daar wilden we een ’emancipatorische’ zwengel geven aan de beroepspraktijk die pretendeerde kansarme jongeren van wat meer maatschappelijk perspectief te voorzien. Te beginnen bij het jongerenwerk en de maatschappelijke hulpverlening die in de kwetsbaarste buurten maar moeizaam van de grond kwamen.
Dat we met ons praktijkonderzoek bedreigend waren voor de naar binnen gerichte cultuur van de universiteit, die zijn handen vol had aan dwarsliggende studenten die meer democratie in het onderwijs eisten, kwam niet bij ons op. Eerder gingen we gebukt onder het meewarige commentaar van collega’s die ons te pas en te onpas subtiel lieten merken ons werk niet wetenschappelijk te vinden.
Heftige conflicten
Een en ander leidde tot een geheel eigen vorm van verzet binnen de muren van de faculteit. Een verzet dat sterk was doordrenkt door de ongeschaafde acting-out cultuur van onze doelgroep. Zo speelden we heftige conflicten tussen straatgroepen gedreven na op onze onderzoekkamer, waarbij het niet ongebruikelijk was om met telefoonboeken, prullenbakken of een oude typemachine te gooien. Een schat van een secretaresse, die op de kamer onder ons probeerde te werken, kwam dan vriendelijk vragen of het wat minder kon, aangezien de kalk van het plafond in haar typemachine belandde.
Boerenoverall
Persoonlijk had ik de nodige moeite met de overgang van middelmatige student naar de status van ‘wetenschappelijk ambtenaar’. Een benaming waarin ik mijzelf in het geheel niet in kon herkennen. Een en ander compenseerde ik door maandenlang te verschijnen in een blauwe boerenoverall en de hoed van mijn overleden vader waarvan de randen in rouw omlaag gevouwen waren. En kreeg geen enkel commentaar. Het was een tijd waarin ‘alles moest kunnen’.
Professor spelen
Kortom de grenzen van het betamelijke werden grondig verkend, inclusief de overschrijdingen. Zo deden we eens het rollenspel ‘Op tentamen’ na de avondsluiting van het gebouw. Op de kamer van de professor zat collega R. bijna geheel verscholen achter een immense stapel boeken zich voor te bereiden op een pittig examen. Op de gang wachtte mijn collega J. en ik in spanning tot het groene lampje boven de deur zou gaan branden als teken dat we binnen mochten komen. Van de inhoud van dat tentamen herinner ik me weinig. Des te meer van de escalatie die eindigde in een boekengevecht waarbij ook de in de kamer aanwezige bloempotten met zielige planten als wapen werden ingezet. Toen we bij zinnen kwamen en het slachtveld werd overzien, zat de schrik er goed in. Een hele avond zijn we in de weer geweest met schadeherstel.
Beruchte straatgroep
Dat respect voor de praktijkwetenschap niet altijd met wetenschappelijke overtuigingskracht hoeft te worden afgedwongen werd bewezen toen we een beruchte straatgroep uit ons onderzoeksgebied uitnodigden om onze faculteit te bezoeken, om er in ruil voor koffie en roze koeken uit de kantine, de sfeer te komen ‘verlevendigen’. Nooit zal ik de gezichten van de wetenschappelijke staf, in vergadering bijeen, vergeten op het moment dat de deur openging en zes er indrukwekkende types naar binnen stapten die wel eens een ‘echte’ professor in levende lijve wilden zien. De waardering voor ons werk nam na deze gebeurtenis enorm toe.
En prijs ik me gelukkig in de jaren ’70 van de vorige eeuw gestudeerd te hebben en niet zoals mijn kinderen binnen een onpersoonlijk, hiërarchisch georganiseerde onderwijsfabriek waarin de stem en invloed van de student en medewerkers vrijwel geheel verdwenen is.