De wilde jaren (2): Bloopers op het werk

Foto (1980) :Ter herinnering aan Henk Westerhoff, die voor de verandering eens op de tafel ligt
Tussen 1974 en 1981 werkte ik als onderzoeker in een klein team dat gericht was op het leveren van een kwalitatieve bijdrage aan het verbeteren van de maatschappelike positie van randgroepjongeren. Vanuit een onderzoekswinkel in Amsterdam Noord organiseerden we ons werk, op korte afstand van de jongeren waar het om ging.
Koffiehuis
‘s Ochtends had onze onderzoek winkel wel iets van een koffiehuis. Van 10 tot 11 uur was er ‘inloop’. Buren, jongeren, jeugdhulpverleners, junks en actieve bewoners kwamen dan een bakje doen. Voor ons als onderzoeker naast gezellig ook heel functioneel omdat we steeds snel op de hoogte waren van wat zich zoal afspeelde in de ons omliggende buurten. Aan de enorme tafel werd en daarna gewerkt, vergadert en geramd op oude typemachines. De sfeer was informeel en vrijgevochten.
Professor Pielemans
Ook kregen we met regelmaat bezoek van mensen die in onze onderzoeksmethode, action research, geïnteresseerd waren. Zoals die professor uit Leuven, die zich specialiseerde in de ‘agologie van de vrije tijd’, iets wat bij ons de nodige hilariteit veroorzaakte, maar achteraf bezien vooruitliep op de actualiteit van de babyboom generatie met pensioen. Ik haalde de man, die snel de bijnaam Professor Pielemans kreeg, op met mijn oude bestelauto die was volgeplakt met grote ‘Ban de bom’ stickers. Hij moest duidelijk wennen aan onze onderzoekslocatie in een volksbuurt. Het gesprek verliep moeizaam. Helaas hadden we vergeten onze collega Henk, een reus van kerel met een forse baard, die in de pauze geregeld een tukje deed onder onze onderzoekstafel, wakker te maken.
Tijdens ons gesprek verscheen dan ook plotseling het hoofd van Henk boven het werkblad waarna zijn imposante gestalte zich verhief , hij een stoel aanschoof en zich mengde in het gesprek alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Voor Professor Pielemans was dit zichtbaar te teveel van het goede. Hij moest zijn trein halen. Snel bracht ik hem naar het Amsterdam Centraal. Van hem hebben we niets meer vernomen.
Mijnheer Pikkemeyer
De Heer Tikkemeyer was een gewaardeerd lid van een bewonersorganisatie in Amsterdam Noord.
Ik moest hem interviewen, maar had zijn naam niet goed verstaan, waardoor ik in de veronderstelling verkeerde dat het ging om de Heer Pikkemeyer. Grote hilariteit op het werk :”Die man is voor zijn leven getekend !”.
Ik belde zijn secretaresse, die bij het noemen van zijn foutieve naam een hysterische lachbui kreeg, mij niet corrigeerde en zei :”Ik ga u verbinden met de Heer Pikkemeyer”. “Die secretaressen worden ook steeds vrijgevochtener”, was mijn naïeve commentaar.
Ook van Tikkemyer kwam geen correctie, dus toog ik ‘s avonds naar zijn huis, belde aan en begroette de man met: “Fijn Mijnheer Pikkemeyer dat u tijd vrijmaakt voor een interview”. Pas toen viel mijn oog op zijn naambordje.
Playboy
Ons onderzoeksteam trok zich bij tijd en wijle terug op een geîsoleerd liggende boerderij in Drenthe, waar we ongestoord konden werken aan publicaties. Van een vriend had ik een stapel oude Playboys gekregen “om de eenzame avonden op de boerderij mee door te komen”.
Toen ik al sliep hingen mijn collega’s, Redbad en Jaap de woonkeuken vol met grote pin ups van blote dames. De hilariteit bij het opstaan sloeg snel om in afgrijzen, toen de bejaarde vader van de boer, waar wij het huis van huurden, spontaan met zijn vriendin op de koffie kwam.
Onze verontschuldigingen werden weggewuifd, terwijl Opa ten H. zijn blik goedkeurend liet gaan over alle afbeeldingen. “Ja” zei hij tenslotte “daar kan ik wel inkomen, als ik een paard koop wil ik ook onder het dek kijken wat voor vlees ik in de kuip heb”.
Kwajongens waren we, hardwerkende kwajongens die met bevlogenheid en humor stap voor stap ontdekten dat je ook als socioloog een wezenlijke maatschappelijke bijdrage kon leveren voor groepen die het in onze samenleving zwaar te verduren hebben.