Actie JAN (3) Heimwee naar welzijnswerk met sterke tanden

Actie JAN (3) Heimwee naar welzijnswerk met sterke tanden

(Foto: actievoerende jongeren uit Amsterdam Noord staan de pers te woord, actie Jan, 1979)

Met de beschrijving van het jongerenprotest in Amsterdam Noord uit 1979 van de actie JAN 1, waar het jongerenwerk, actieve buurtbewoners, randgroepjongeren en onderzoekers een prominente rol in speelden, doemt de vraag op of een dergelijke vorm van sociale actie anno 2020 ook op support vanuit het welzijnswerk zou kunnen rekenen.

Woelige tijden

De jaren ’70 van de vorige eeuw stonden in het teken van maatschappelijke vernieuwing, protest tegen de instituties en het streven naar nieuwe democratische verhoudingen die bottom up georganiseerd werden. Het was ook een tijd van chaos. Zo was op de Sociale Academie waar ik les gaf het vakonderwijs geheel ondergesneeuwd binnen alle identiteits-discussies die gevoerd moesten werden. Het gevolg was dat er afgestudeerde werkers in het (werk)veld verschenen met een beperkte gereedschapskist die hoogstens rammelde door ideologische kreten en het subculturele taalgebruik waar de gemiddelde buurtbewoner geen worst van kon maken. In de basishouding van sommige werkers die neerkwam op ‘het bewust maken’ van de doelgroep opdat deze de barricade zou beklimmen om de klassenstrijd alsnog te winnen, bleken werkers net zo bevoogdend als de instituties die bestormd moesten worden. In de kansarme buurten van Nederland mochten deze ‘gasten’ dan ook opdraven voor een tweede sollicitatiegesprek, maar dan van een onconventionele aanpak. In Amsterdam Noord werden aspirant werkers bijvoorbeeld in het kanaal gegooid als metafoor voor zwemmen of verzuipen, werd de deurknop van het jeugdcentrum onder 220 volt gezet, of werden fietsen van beginnende werkers dubbel gevouwen. Ook werden er de meest afschuwelijke verhalen over geweldsdelicten in geur en kleur verteld om te zien of er al angst of signalen van afkeer zichtbaar waren. Het waren de consumenten van het welzijnswerk die zo bepaalden of een werker ‘OK’ was en mocht blijven. De diehards bleven over, werkers die geen routine van 9.00 tot 5.00 uur opbouwden, die de term overwerk niet kenden en een consequente committent toonden naar hun ‘klantjes’. En waar kwaliteit aanwezig is, wordt sneller nieuw talent ontdekt.

“Niet linksom, dan rechtsom” was de basishouding die ik in Amsterdam Noord heb geleerd.

Een houding die in 2020 wordt voorzien van het predicaat ‘niet professioneel handelen’ omdat het niet voldoet aan de bureaucratische systeemeisen en al snel leidt tot ontslag of overplaatsing.

Kritisch op de overheid en eigen instelling

Als onderzoeksteam werkten we onder andere met een subsidie van de gemeente Amsterdam. Dat verhinderde ons niet om ons scherp te verweren tegen gemeentelijk beleid dat de kansarmoede bestendigde. Dat was in de jaren ’70 van de vorige eeuw niet moedig, maar ‘normaal’. Zo deden jongerenwerkers mee aan een bezettingsactie bij hun eigen welzijnskoepel door jongeren die een eigen accommodatie wilden. En werden niet ontslagen. Hun optreden werd in de basis ervaren als de consequentie van het werken met een ‘moeilijk bereikbare doelgroep’.

Kom daar in 2020 nog eens om, met werkers die door het onderwijs gedisciplineerd worden tot halve bureaucraten, die werken aan een leiband binnen organisaties die defensief symbiotisch verstrengeld zijn met de plaatselijke overheid= subsidiegever.

Rammelend kunstgebit

Maatschappelijk werkers in Amsterdam Noord waren in de jaren ’70 van de vorige eeuw dagelijks te vinden in buurt- en clubhuizen. Geen drempel, geen afspraak, als buurtbewoner liep je binnen, kreeg een bakje koffie en ging naar ‘het kamertje’ om te praten’. Was bijvoorbeeld een uitkering stopgezet dan werd er direct actie ondernomen door met de Sociale Dienst te bellen.

Anno 2020 zitten we opgescheept met de rammelende wijkteams die veelal niet zichtbaar zijn in de buurt en wijk, loopt alles via intakeformulieren, behandelplannen en lange wachtlijsten. Veel klanten haken onderweg af.

Bureaucratisch is alles geformaliseerd met regels en protocollen. Het welzijnswerk heeft haar tanden verloren. En het kunstgebit rammelt aan alle kanten.

Welzijnswerk als sluitpost

De groei van kwalitatief goed jongerenwerk in Amsterdam Noord werd begin jaren ’80 van de vorige eeuw ook zichtbaar zich in de dalende gemeentelijke statistische cijfers voor overlast en vernielingen. Als business case zou de conclusie zijn geweest : investeren in goed jeugdwerk levert ons geld op. Begin jaren ’80, met de komst van een economische dip, werd er echter zo zwaar bezuinigd op het jongerenwerk en de ondersteuning daarvan, dat de moeizaam opgebouwde jeugd basis infrastructuur weer verschrompelde.

Ook voor 2020 geldt dat welzijnswerk een sluitpost is op de begroting, nu met elke crisis werkers in het veld ontslagen worden, terwijl het management binnen de organisaties keurig blijft wachten op betere tijden. Dit is ook een reden waarom het werk zich kwalitatief zo moeizaam ontwikkelt met de stand van de conjunctuur die het groeipotentieel stimuleert dan wel  afbreekt.

Wordt er dan nergens baanbrekend werk verricht?

Ondanks alle belemmerende factoren zijn er anno 2020 nog steeds plekken te vinden waar professionals en vrijwilligers het verschil maken in een buurt of wijk. Maar meer dan in het verleden zijn het ‘de witte raven’ van het welzijnswerk, die met hun persoonlijke committent en liefde voor hun cliënten laten zien dat voor elke regel of conclusie ook een uitzondering geldt.

1Jongerenstrijdboek Amsterdam Noord, werkgroep JAN, Vereniging Tienerwerkersoverleg Amsterdam Noord, 1980

Reacties

Reacties